Bron: Sandew Hira, 
IIRA, 7 augustus 2020 ~~~ 

Inleiding

Aan het begin van de 21-ste eeuw kwamen in Latijns-Amerika linkse regeringen aan de macht, na een geschiedenis van militaire coups en rechtse regeringen die feitelijk de stromannen waren van het Amerikaans imperialisme. In 1999 kwam Hugo Chavez via verkiezingen aan de macht in Venezuela. In Chili werd Ricardo Lagos president in 2000. In 2003 volgde Lula in Brazilië en Néstor Kirchner in Argentinië. In 2005 werd in Uruguay Tabaré Vázquez van het linkse volksfront gekozen als president. In hetzelfde jaar werden Evo Morales in Bolivia en Manuel Zelaya in Honduras president. In 2007 volgde Daniel Ortega in Nicaragua en Rafael Correo in Equador. In Paraguay werd de linkse bisshop Fernando Lugo president in 2008. In 2009 werd Mauricio Funes van het bevrijdingsfront Farabundo Marti (FMLN) president in El Salvador. In 2010 werd Desi Bouterse in Suriname gekozen tot president.

Al deze leiders hadden als gemeenschappelijk kenmerk dat ze een linkse koers wilden volgen van heel radicaal in Venezuela tot zeer gematigd in Suriname. Beide typen leiders kregen te maken met scherpe binnen- en buitenlandse oppositie.

In 2009 werd Zelaya in Honduras ten val gebracht door een militaire coup.

In 2015 kwam de rechtse Mauricio Macri aan de macht in Argentinië.

In december 2015 werd de opvolgster van Lula, Dilma Roussef, door het parlement tot aftreden gedwongen middels een impeachment procedure en kwam in 2018 de extreem rechtse Jair Bolsonario aan de macht. In hetzelfde jaar volgde Lenín Moreno in Equador Rafael Correo op, maar veranderde zijn linkse politiek in een uiterst recht beleid en werd de miljardair Sebastián Piñera president van Chile. In Paraguay werd Fernando Lugo via een impeachment procedure ten val gebracht in 2018.

In 2019 werd de zakenman Nayib Bukele president van El Salvador. Begin 2019 riep Juan Guaido zich uit tot president van Venezuela en werd erkend door de VS en de EU. In november 2019 werd Evo Morales middels een militaire coup tot aftreden gedwongen. In 2020 werd de rechtse Luis Lacalle Pou tot president gekozen in Uruguay. In 2020 verloor Bouterse de verkiezingen in Suriname.

In deze bijdrage probeer ik een antwoord te geven op de vraag: hoe en waarom verloor links in zoveel landen in Latijns-Amerika? Om dat te begrijpen, moet ik eerst uitleggen wat macht inhoudt in die landen.

Het vraagstuk van staatsmacht

Macht is het vermogen om beleid te maken en uit te voeren. Staatsmacht is het vermogen van een regering om beleid te maken en uit te voeren in een land. Progressieve regeringen kunnen aan de macht komen via een revolutie, een gewapende machtsovername van een progressief deel van het leger of via verkiezingen. In de bovengenoemde landen gaat het om situaties waarbij links aan de macht komt via verkiezingen en die macht weer verliezen. Wat zijn de mogelijke oorzaken voor dit verlies?

Ik ga eerst in op de problemen met linkse macht in Latijns-Amerika. Een eerste oorzaak is arrogantie van de macht. Links heeft een progressieve agenda, maar sommige linkse partijen denken dat als ze eenmaal aan de macht zijn, de mobilisatie van de massa niet een continue noodzakelijkheid is, maar alleen gebeurt tijdens verkiezingen. Ze denken dat als ze een sociaal beleid uitvoeren dat een voldoende basis is om aan de macht te blijven. Maar ze hebben zich rekenschap gegeven van hoe de tegenmacht werkt.

Je kunt wel de bestuurlijke macht (de regering, de uitvoerende macht) in handen hebben, maar macht is ook georganiseerd op de volgende gebieden:

  1. Het parlement (wetgevende macht).
  2. De rechterlijke macht.
  3. De sociale macht (mobilisatie van ontevreden massa’s)
  4. De gewapende macht.
  5. De economische macht (bedrijven, financiële instellingen).
  6. De culturele macht (media).
  7. De internationale macht (internationale instellingen en buitenlandse regeringen).

Hoe breng ik een progressieve regering te val?

Je kunt wel de uitvoerende macht in handen hebben, maar de rechtse krachten kunnen nog steeds macht hebben op de bovengenoemde gebieden en die zullen ze dan ook te volle benutten om een regering te val te brengen. De klassieke methode – de militaire coup die de uitvoerende macht onder controle brengt van het leger – was vroeger de normale manier om linkse regeringen de uitvoerende macht te ontnemen. Dat is in Bolivia toegepast, maar nadat alle andere methoden eerst waren ingezet. Morales won de verkiezingen in 2019. Toen werd eerst de sociale macht ingezet: de witte sociale elite organiseerde straatdemonstraties en gewelddadige acties om een klimaat van instabiliteit te creëren. De OAS (internationale macht) verklaarde verkiezingen ongeldig op basis van schimmige verklaringen, die achteraf ook als zodanig bleken te zijn. De nationale en Westerse media steunden de campagne om Morales te delegitimiseren (in Nederland geleid door de reportages van Nina Jurna voor de Nederlandse media). Uiteindelijk greep het leger in en werd een niet gekozen persoon president van Bolivia, tot nu toe.

In Brazilië en Paraguay werd het parlement ingezet als een manier om een president af te zetten. Intensieve culturele macht en internationale macht hebben pressie op parlementsleden uitgeoefend met als resultaat een succesvolle campagne.

In de meeste landen is de rechterlijke macht een cruciaal instrument van rechts. De rechterlijke macht is vaak bemenst met mensen van de oude orde. Verkiezingen hebben links in de uitvoerende macht gebracht, maar de andere machtsgebieden zijn nog in handen van de oude orde. Het instrument dat in Equador en Brazilië wordt ingezet zijn corruptie-onderzoeken. Het vervelende is dat vanwege de arrogantie van de macht sommige personen uit de linkse macht zich wel degelijk schuldig maken aan corruptieve handelingen. Dat vergemakkelijkt het werk van de rechtse krachten in de rechterlijke macht. Maar ze beperken zich niet tot deze elementen en pakken ook linkse leiders die niet corrupt zijn en fingeren aanklachten die uiteindelijk leiden tot aanvallen op deze leiders. Het geval van Rafael Correo is zo een voorbeeld.

De economische macht is misschien wel het belangrijkste instrument van rechts. Economische sabotage, opdrijven van prijzen, schaarste creëren, het blokkeren van leningen en de organisatie van internationale economische boycot moeten ervoor zorgen dat de massa’s ontevreden worden en zich tegen de linkse regering keren.

De meest bizarre vorm van rechtse tegenmacht is de kwestie Guaido in Venezuela. Een man roept zich zonder verkiezingen uit tot president en wordt vervolgens erkend door Westerse mogendheden. Hij heeft geen controle op de uitvoerende, gewapende of rechterlijke macht en maar een deel van de wetgevende macht en toch wordt zijn staatsmacht erkend door het Westen. Maar de internationale macht kon hem als aangrijpingspunt gebruiken om de internationale macht van Maduro aan te tasten: erkenning van ambassades van Guaido, toe-eigening van miljarden dollars van Venezuelaanse staatsbedrijven in de VS en toe-eigening van goudvoorraden van Venezuela in Engeland zijn manieren om de internationale macht van de Bolivariaanse regering te breken.

De lessen van de neergang van links

Het is rechts gelukt om een aantal linkse regeringen ten val te brengen, maar niet allemaal. In Venezuela zijn de meest extreme middelen ingezet en toch wint links keer op keer de verkiezingen die door internationale waarnemers als eerlijk zijn bestempeld. Hoe is dat mogelijk? Het simpele antwoord is: politieke bewustwording. Ik heb tijdens bezoeken aan Venezuela mogen ervaren wat dat betekend. De regering is niet een groep mensen die aan de macht komt via verkiezingen. De revolutionairen hebben een permanente educatie via massa-organisaties. Deze organisaties worden betrokken bij het vorm en inhoud geven van beleid. Het kan altijd beter en er is kritiek, maar de grote lijn is dat brede delen van de massa’s nauw betrokken zijn bij de Bolivariaanse revoluties, en zeker de zwarte en Inheemse bevolking. Dus ondanks de intensieve economische boycot die grote offers vraagt van de bevolking is er vanwege de intensieve politieke educatie nog steeds grote steun voor de linkse regering. De mensen realiseren zich ook wat er zal gebeuren als rechts aan de macht komt: de uitschakeling van links zal met veel geweld gepaard gaan. In 1989 heeft rechts flink huisgehouden tijdens een opstand in Caracas die bekend staat onder de naam Caracazo. Drieduizend mensen zijn toen vermoord.

Daar waar het rechts wel is gelukt om links ten val te brengen, blijkt steeds weer dat het vergemakkelijkt werd door de volgende factoren.

  • De arrogantie van de macht en corruptie. Die twee gaan hand in hand samen. Ze verdragen geen politieke bewustwording. Daarom zijn linkse partijen die politieke educatie verwaarlozen het meest gevoelig voor corruptie en mismanagement.
  • Een half-zachte benadering van sociale hervormingen. Vaak zijn ze niet radikaal genoeg om belastinghervormingen door te voeren die de rijkste delen de zwaarste lasten laten dragen.
  • Een onderschatting van de rechterlijke macht die een instrument is geworden in de sociale strijd (lawfare).

De rol van internationale solidariteit

Anti-imperialistische revoluties in de wereld hebben vaak mogen rekening op internationale solidariteit van anti-imperialisten over de hele wereld. Die zaten vaak in de socialistische hoek. Met de val van het Soviet-bloc is de socialistische kamp behoorlijk gedesintegreerd. Nieuwe sociale bewegingen (milieu, anti-racism) ontberen vaak die anti-imperialistische traditie.

De meest radikale revoluties (Venezuela, Bolivia, Cuba) mogen rekenen op steun, maar de sociaal-democratische regeringen voeren vaak een half-slachtig beleid waardoor het lastiger is om ze te steunen.

De neergang van links in Latijns-Amerika is niet permanent. Het blijkt dat links kan terugkomen, maar ze moet wel leren van de fouten zie ze gemaakt hebben.