Bron: Becca Mohally Renk,  
NicaNotes, 31 maart 2022

Dorothy Granada is een leidster in de vredes- en rechtvaardigheidsbeweging en een legende in de Nicaraguaanse solidariteit

Als we aankomen bij haar huis vlakbij het kerkhof in de noordelijke Nicaraguaanse stad Matagalpa, staat de 91-jarige Dorothy Granada al in de deuropening, geeft parkeerinstructies en begeleidt ons naar beneden, de steile helling af waar haar huis staat.

“Ik ben onlangs gevallen en heb een rib gebroken,” vertelt ze ons. “Het doet nog steeds pijn!”. Dorothy neemt ons mee naar haar huis, dat ook dienst doet als kantoor voor “Skills to Save Lives”, een non-profit organisatie die ze heeft opgericht om vroedvrouwen op te leiden en te werken aan geweldpreventie. Dorothy stelt ons voor aan de voorzitter van de organisatie, die een paar meter van Dorothy’s slaapkamer achter een computer aan het werk is. We ontmoeten nog drie leden van de organisatie in de living en beklimmen dan een steile trap naar Dorothy’s achtertuin.

Gekleed in helder wit met haar zout-en-peper haar losjes naar achteren getrokken, is Dorothy een toonbeeld van elegantie met een natuurlijke gratie die haar jaren doet verbleken. Comfortabel geïnstalleerd onder een rieten dak in de tuin, omringd door haar eetbare planten, vertelt Dorothy ons haar verhaal, en waarom ze de afgelopen bijna 40 jaar heeft gewijd aan Nicaragua.

“Het dierbaarste wat me na aan het hart ligt is de revolutie: mensen een beter leven geven,” legt ze uit.

Dorothy is sinds haar 24e verpleegster en raakte met haar man, timmerman Charles Gray, betrokken bij de vredesbeweging in de V.S.; zo startte ze samen met S. Brian Willson en anderen de Neurenburg-acties om treinen te blokkeren die wapens vervoerden om de door de V.S. gefinancierde Nicaraguaanse Contra’s te bevoorraden. In 1985 zijn Dorothy en Charles naar Nicaragua gegaan als lange-termijn vrijwilligers bij “Witness for Peace”.

“Onze taak was de oorlog te documenteren en te bewijzen dat het geen oorlog was tussen twee oorlogvoerende partijen, maar dat het een oorlog was om de Sandinistische Revolutie te vernietigen. Dus leefden we in de oorlogsgebieden,waar de contra’s actief waren” legt Dorothy uit. Na hun tijd bij “Witness for Peace”, verhuisden ze naar Nueva Segovia waar Dorothy als verpleegster tuberculosepatiënten verzorgde.

“De gezondheidszorg was uitstekend ondanks de oorlog van de contra’s!” zegt ze uit. “[Het Ministerie van Volksgezondheid] deed fantastisch werk, ze gaven vrouwen pillen voor anticonceptie. Maar er was geen onderzoek, er was geen bloedonderzoek. Vrouwen vertelden hen nooit of ze een ongemak hadden… omdat vrouwen dachten dat ze zich daarvoor moesten schamen.” Tijdens haar werk kreeg Dorothy de kans om met patiënten te praten, en vrouwen kwamen voortdurend naar haar toe met gynaecologische problemen.

“Ik wilde mezelf een plaats in de Revolutionaire beweging geven. Dus besloot ik dat ik een kliniek voor vrouwen moest oprichten in de campo. Op een veilige plaats, zodat vrouwen onderzocht konden worden, en zich op hun gemak voelden.”

Dorothy reisde het land door op zoek naar een groep georganiseerde vrouwen die een gezondheidscentrum wilden opbouwen. “Uiteindelijk vonden we er een in Mulukukú, een coöperatie van vrouwen had zich onlangs gevormd na de orkaan Joan.” De vrouwen van de “Maria Luisa Ortiz Coöperatie” hadden alles verloren in de orkaan, maar ze waren hun huizen aan het herbouwen met de hulp van “Habitat for Humanity”. Toen Dorothy de coöperatie vroeg wat voor soort gezondheidszorg ze het meest nodig hadden, antwoordden ze: “anticonceptie en natuurlijke geneeskunde.” Samen bouwden ze een kleine kliniek en begonnen ze patiënten te behandelen. De kliniek groeide toen vrouwen ook hun kinderen en echtgenoten meenamen naar de kliniek.

“In Nicaragua heb je nooit een telefoon nodig,” lacht Dorothy, “mond-tot-mondreclame is veel sneller.”

De kliniek ontwikkelde een ondersteunend netwerk in de VS dat geld inzamelde en meerdere keren per jaar gezondheidswerkers onthaalden, maar het was onmogelijk om fulltime medisch personeel aan te nemen.

“De Contra’s vermoordden verpleegsters en dokters en dat schrikte veel mensen af” Bij deze woorden haalt Dorothy haar schouders op. “Dus ik, die mijn hele leven vooral een organisator was…eindigde als een beoefenaar. Ik had vijf open [referentie]boeken op mijn bureau te allen tijde, want ik was behoorlijk onwetend.” De coöperatie startte een klein laboratorium om infecties te diagnosticeren en bleef voorrang geven aan vrouwen, wier voornaamste vragen over gezinsplanning was. Dorothy herinnert zich slechts één vrouw die gezinsplanning weigerde.

“Ze was ongeveer 40 jaar oud, ze had ongeveer 10 kinderen. Ik zei: ‘Misschien wilt u uw gezin beperken?’“ De patiënte antwoordde, ”Oh nee, ik wil alle baby’s die God me stuurt”. Dorothy steekt een vinger op. “Dit was één vrouw uit duizenden. Ze had een liefdevolle relatie met haar man, ze hadden een boerderij, ze hadden middelen, al haar kinderen waren gezond, zij was gezond… dus kreeg ze baby’s tot ze ze niet meer kon krijgen. En ik ben er zeker van dat God tevreden was,” lacht Dorothy.

Mulukukú was een grensstadje; jarenlang was het letterlijk het einde van de weg naar de Noord-Caribische Autonome Regio. In 1990, toen de door de VS gefinancierde neoliberale kandidaat de presidentsverkiezingen won, eindigde de contra-oorlog officieel en werd Mulukukú een hervestigingsgebied voor voormalige Contra-strijders.

“Dus de Contra kwam binnen en nam het gewoon over. Mijn naam verscheen op dodenlijsten,” herinnert Dorothy zich nuchter. “De oorlog stopte niet echt in Mulukukú en duurde tot 1998. Er waren echte gangsters actief. Een deel van de tijd doodden ze Sandinisten, en een deel van de tijd beroofden ze mensen of namen ze gijzellaars ”. Dorothy schudt verdrietig haar hoofd. “Het enige wat zij begrepen was het pistool aan het eind van hun arm… Hun geesten waren verwoest.”

Toen de openbare gezondheidszorg in het neoliberale tijdperk werd geprivatiseerd, nam Dorothy ‘s kliniek het op voor de arme meerderheid die het niet kon betalen. Samen met een andere verpleegster en zes lekenverzorgsters verleende Dorothy zorg aan 25.000 mensen in en rond Mulukukú, waarbij ze altijd prioriteit gaf aan de gezondheid van vrouwen, zoals het begeleiden van bevallingen en het behandelen van kanker.

In 2000 werden hun inspanningen opgemerkt door de neoliberale regering van president Arnoldo Alemán, die berucht was om het verduisteren van miljoenen dollars voor hulp aan de orkaan Mitch, in een tijd dat een groot deel van Nicaragua in extreme armoede leefde. Tien jaar na het verlies van de presidentsverkiezingen maakten de Sandinisten een comeback door lokale verkiezingen te winnen, ook in Managua. “Critici zeggen dat Alemán razend was door die tegenslag,” rapporteerde “Women’s News” dat jaar, “uit woede beschuldigde hij hulporganisaties en activisten van het steunen van de Sandinistas.”

Op Dorothy ‘s 70ste verjaardag, 8 december 2000, stond een dozijn zwaarbewapende politieagenten bij dageraad voor haar deur in Mulukukú om haar te arresteren, maar ze bleek niet thuis te zijn. Vrienden hadden haar via de radio gewaarschuwd en Dorothy was ondergedoken.

“Arnoldo Aleman probeerde me het land uit te krijgen,” herinnert Dorothy zich meer dan 20 jaar later. “Hij viel vrouwengroepen aan. Hij vond dat vrouwen geen schoenen moesten dragen of aan gezinsplanning moesten doen of moesten leren lezen en schrijven. Dus viel hij vrouwenklinieken aan. Hij hoorde over ons en ‘Oh, er is een gringa daar, we moeten ons van haar ontdoen’. Dus ging hij achter mij aan.”

Dorothy werd beschuldigd van het uitvoeren van illegale abortussen, het weigeren om Contra’s te behandelen, en het bewapenen van Sandinistische groeperingen. Dorothy ontkende de beschuldigingen en de Nicaraguaanse regering zelf vond uiteindelijk geen bewijs voor deze beschuldigingen tijdens haar onderzoek.

“Alemán beschuldigde mij ervan een afvallige Sandinistische groep te helpen die de Contra-moordenaars afslachtte die boerderijen overvielen. Hij zei dat ik ze wapens bracht. Ik zei: ‘Ik ben een pacifist, ik heb niets met wapens te maken. Ik weet niet in hoeverre hij dat geloofde, maar ik zou niet eens de juiste kant van een pistool weten! En ik zou zeker geen wapens naar mensen brengen.”

Dorothy ‘s reactie was: de regering aan te klagen. “Het was niet dat ik zo belangrijk was,” zegt ze, “alleen dat ik een voorbeeld was van iemand die het niet pikte. Alemán overtrad wetten, door me gewoon op te pakken en mee te nemen. Ik had een aanhang nodig om mezelf te verdedigen. Maar dat wilde hij niet. Hij haatte me, maar ik had persoonlijk niets tegen hem”. Ze haalt haar schouders op en lacht terwijl ze dat vertelt. Na drie maanden ondergronds te leven won Dorothy haar rechtszaak.

“Dat was, zo is mij door verschillende mensen verteld, het begin van het einde voor Arnoldo Aleman, en ik vind dat ik daar best een beetje trots op mag zijn!” zegt ze. Het was, legt Dorothy uit, een moment waarop de Nicaraguanen begrepen dat hun president niet in het belang van het volk handelde – tienduizend mensen kwamen op straat om Dorothy te steunen.

“Want wat Alemán tegen de bevolking zei was: ‘Jullie kunnen je niet organiseren om in je eigen behoeften te voorzien.’ Nou, de mensen aanvaarden deze belediging niet toen ze die boodschap hoorden!”

Dorothy schudt haar hoofd over hoe Alemán de situatie zo grondig verkeerd heeft kunnen inschatten. “Ik weet dat er slimme mensen aan de rechterzijde zijn, maar hij had ze niet als adviseurs.”

Nadat Dorothy haar zaak gewonnen had, kwam ze uit haar schuilplaats en keerde ze terug naar Mulukukú om de kliniek te heropenen en nog tien jaar te runnen. Vandaag de dag zetten de vrouwen in Mulukukú hun werk voort, nu als privékliniek.

De openbare gezondheidszorg in Nicaragua is gratis en breidt zich snel uit – in Mulukukú is er een nieuw ziekenhuis en een nieuw regionaal ziekenhuis in Matiguás (een gemeente op de weg naar Mulukukú) werd vorig jaar ter ere van Dorothy ingehuldigd: “Hospital Regional Dorothy Granada”.

Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid begon Dorothy in 2011 met het opleiden van vroedvrouwen in afgelegen gebieden voor noodgevallen en richtte ze “Skills to Save Lives” organisaties op.

“Onze vroedvrouwen zijn nergens bang voor” Ik ga naar binnen en kijk naar een patiënt en ik zeg, Jeminee! Zij gaan naar binnen en zeggen, ‘Nou, we doen een-twee-drie. Ze zijn geweldig, ik hou van ze.”

“Skills to Save Lives” werkt ook in de preventie van geweld en begeleidt gezinnen die te maken hebben met geweld – een onderwerp dat Dorothy duidelijk na aan het hart ligt.

“De eerste keer dat ik een mishandelde vrouw naar de politieagent in Mulukukú bracht, zei hij: ‘Wat heb je gedaan om dit te verdienen? Ik vermoordde hem bijna – al ben ik pacifist! Dus zei ik hem dat het tegen de wet was, en zei: ‘We willen dat je deze man vindt en hem in de gevangenis stopt, want hij gaat deze vrouw vermoorden’.

Vanwege hartproblemen is Dorothy niet meer betrokken bij het dagelijkse werk van de organisatie die vanuit haar huiskamer wordt gerund, maar ze spreekt nog steeds gepassioneerd over het werk.

“Als ik naar een vrouw ga die de afgelopen 20 jaar bont en blauw is geslagen en ik vraag: ‘Heb je pijn?’ Dan zeg ze: ‘Ja, ik heb pijn!’ Ik heb nog nooit iemand gehad die zei: ‘Nee, ik heb geen pijn.’ Vrouwen ontkennen het niet… Het enige wat ze nodig hebben is een sprankje hoop, en dat grijpen ze.”

Dorothy zegt dat, hoewel hun organisatie een toegenomen aantal gevallen van geweld ziet, ze niet gelooft dat het aantal gevallen van geweld is toegenomen, maar eerder dat slachtoffers het meer melden dan vroeger.

“Ze hebben gehoord dat ze het niet hoeven te pikken… het wordt bekend. Ik denk dat de feiten en cijfers er altijd al waren, maar dat ze nu naar buiten komen. We helpen de persoon een klacht in te dienen. We krijgen de man in de gevangenis – ik haat gevangenissen, maar we hebben geen alternatief. We begeleiden de familie in het proces. Als de familie honger heeft, vinden we een manier om ze te eten te geven; om ze een lening te geven zodat ze hun eigen eten kunnen verbouwen; we krijgen ze op school; we zorgen ervoor dat de vrouwen begeleid worden.”

Ondanks de moeilijke omstandigheden is Dorothy een optimist. “Ik heb enorme hoop voor de toekomst,” zegt ze, “in wat ik elke dag zie – de verandering in het leven van vrouwen en kinderen, gerechtigheid die wordt gedaan…Campesina-vrouwen zijn een ras apart – ze zijn zo sterk! Zelfs als ze niet kunnen lezen en schrijven, zijn ze zo welsprekend als ze eenmaal hun macht voelen, als iemand hen eenmaal zegt: ‘Het is oké om sterk te zijn’.

Als ons gesprek ten einde loopt, roept Dorothy uit: “Hou je van aubergine?”. Ze snelt van plant naar plant en plukt een dozijn lange aubergines terwijl ze uitlegt dat haar huisgenoot eindelijk heeft toegegeven dat ze de groente gewoon niet lekker vindt. “Nu weet ik niet wat ik met al die aubergines moet doen!”

Dorothy ‘s overvloedige tuin groeit in kleipotten die ze bij elke verhuizing van huis naar huis met zich mee heeft genomen. Dorothy heeft haar planten gekoesterd en water gegeven, en haar producten gedeeld; net zoals ze haar projecten voor sociale rechtvaardigheid heeft gekoesterd en water heeft gegeven, en de vruchten van haar werk heeft aangeboden aan Nicaragua door de jaren heen.

“Wat me het meest na aan het hart ligt zijn alle jonge mensen die hun leven hebben gegeven,” zegt ze. “We leven nu in de Sandinistische droom, maar dit land is gedoopt met hun bloed, en hun bloed is heilig. Weet je, er is zoveel liefde in deze revolutie gestoken. En ik kies ervoor om te geloven dat niets daarvan verspild is. Ik kies ervoor te geloven dat geen offer verspild is als het in liefde wordt gegeven.”

Becca lives with her husband Paul and their two children in Ciudad Sandino, and since 2001 has worked with the Jubilee House Community and its project the Center for Development in Central America.