Bron: Vijay Prashad – 
De 29ste Nieuwsbrief 
thetricontinental.org 22 Juli 2021 ~~~

Beste vrienden, Groeten van het bureau van het Tricontinental: Instituut voor Sociaal Onderzoek.

In 1963 publiceerde de Trinidadiaanse schrijver C.L.R. James een tweede editie van zijn klassieke studie over de Haïtiaanse Revolutie van 1938, The Black Jacobins: Toussaint L’Ouverture and the Revolution of San Domingo (“De Zwarte Jacobijnen. Toussaint L’Ouverture en de Revolutie van San Domingo”). Voor de nieuwe editie schreef James een appendix met de suggestieve titel “From Toussaint L’Ouverture to Fidel Castro”. Op de eerste bladzijde van de bijlage plaatst hij de twee revoluties van Haïti (1804) en Cuba (1959) in de context van West-Indië: ‘The people who made them, the problems and the attempts to solve them, are peculiarly West Indian, the product of a peculiar origin and a peculiar history’ (“De mensen die ze hebben gemaakt, de problemen en de pogingen om ze op te lossen, zijn eigen aan West-Indië, het product van een eigen oorsprong en een eigen geschiedenis”). Drie keer gebruikt James het woord ‘peculiar’ (‘eigen’), dat is afgeleid van het Latijnse peculiaris voor “privé-eigendom” (pecu is het Latijnse woord voor “vee”, het essentiële eigendom uit de oudheid).

Eigendom staat centraal bij de vorming en geschiedenis van het moderne West-Indië. Tegen het einde van de 17e eeuw hadden Europese veroveraars en kolonialisten de bewoners van West-Indië uitgemoord. Op St. Kitts vermoordden Engelse en Franse kolonialisten in 1626 tussen de twee- en vierduizend Caribbeanen – waaronder opperhoofd Tegremond – tijdens de Kalinago genocide, waarover Jean-Baptiste Du Tertre in 1654 schreef. Nadat de Europeanen de inheemse bewoners van het eiland hadden vernietigd, brachten zij Afrikaanse mannen en vrouwen binnen die zij gevangen hadden genomen en tot slaaf hadden gemaakt. Wat West-Indië bindt is niet de taal en de cultuur, maar de ellende van de slavernij die wortelt in een uitbuitende plantage-economie. Zowel Haïti als Cuba zijn producten van deze “bijzonder omstandigheid”. Eén eiland was moedig genoeg om de ketenen te verbreken in 1804, en het andere volgde anderhalve eeuw later.

Osmond Watson (Jamaica), City Life, 1968.

Nu is het uur van de crisis in het Caribisch gebied.

Op 7 juli drongen gewapende mannen in Port-au-Prince het huis van president Jovenel Moïse binnen, vermoordden hem in koelen bloede en sloegen vervolgens op de vlucht. Het land, dat al werd geteisterd door sociale onrust als gevolg van het beleid van de vermoorde president, is nu nog dieper in een crisis gestort. Moïse had zijn presidentiële mandaat al verlengd tot na zijn ambtstermijn, terwijl het land met andere lasten kampte: het was afhankelijk van internationale organisaties, zat vast in een economische crisis die al een eeuw duurde en was hard getroffen door de pandemie. Protesten werden schering en inslag in heel Haïti toen de prijzen van alles de pan uit rezen en geen enkele effectieve regering de wanhopige bevolking te hulp schoot. Maar Moïse werd niet vermoord omwille van deze onmiddellijke crisis. Er zijn mysterieuze krachten aan het werk: in de VS gevestigde Haïtiaanse religieuze leiders, drugshandelaren en Colombiaanse huurlingen. Het is een verhaal dat echt thuishoort in een fictieve thriller.

Vier dagen na de moord op Moïse brak er in Cuba een reeks volksprotesten uit, die uiting gaven aan frustratie over het gebrek aan goederen en een toename van het aantal COVID-19-besmettingen. Binnen enkele uren nadat hij van de protesten had vernomen, ging de Cubaanse president Miguel Díaz-Canel de straat op in San Antonio de los Baños, ten zuiden van Havana, om met de demonstranten mee te lopen. Díaz-Canel en zijn regering herinnerden de elf miljoen Cubanen eraan dat het land hevig heeft geleden onder de zes decennia durende illegale blokkade van de VS, dat het wordt getroffen door de 243 extra “dwangmaatregelen” van Trump en dat het de tweelingproblemen van COVID-19 en de schuldencrisis met zijn kenmerkende vastberadenheid zal bestrijden.

Een kwaadwillende campagne in de sociale media probeerde deze protesten echter te interpreteren als een teken dat de regering van Díaz-Canel en de Cubaanse revolutie op het punt stonden omvergeworpen te worden. Een paar dagen later werd duidelijk dat deze campagne werd gevoerd vanuit Miami, Florida in de Verenigde Staten. De trommels van de regimewisseling werden luidkeels geslagen in Washington, DC. Maar zij vonden niet veel weerklank in Cuba. Cuba heeft zijn eigen revolutionaire ritme.

Eduardo Abela (Cuba), Los Guajiros (1938).

In 1804 gaf de Haïtiaanse Revolutie – een opstand van het plantageproletariaat tegen de landbouwfabrieken die suiker en winst produceerden – een signaal van vrijheid af aan de gekoloniseerde wereld. Anderhalve eeuw later drukten Cubanen hun eigen stempel.

Het antwoord van de versteende magnaten in Parijs en Washington op elk van deze revoluties was hetzelfde: het opflakkeren van de vrijheid smoren door compensaties en blokkades. In 1825 eisten de Fransen met geweld dat de Haïtianen 150 miljoen francs zouden betalen voor het verlies van bezittingen (namelijk mensen). Alleen gelaten in de Caraïben zagen de Haïtianen geen andere keuze dan te betalen, en dat deden ze ook – aan Frankrijk (tot 1893) en vervolgens aan de Verenigde Staten (tot 1947). De totale rekening over de 122 jaar bedraagt 21 miljard dollar. Toen de president van Haïti, Jean-Bertrand Aristide, in 2003 probeerde deze miljarden van Frankrijk terug te vorderen, werd hij door een staatsgreep uit zijn ambt ontzet.

Nadat de Verenigde Staten Cuba in 1898 bezetten, runden ze het eiland als een gangster speeltuin. Elke poging van de Cubanen* om hun soevereiniteit uit te oefenen werd met vreselijk geweld neergeslagen, met inbegrip van invasies door Amerikaanse troepen in 1906-1909, 1912, 1917-1922 en 1933. De Verenigde Staten steunden generaal Fulgencio Batista (1940-1944 en 1952-1959) ondanks alle bewijzen van zijn wreedheid. Batista beschermde immers de belangen van de VS, en Amerikaanse bedrijven bezaten tweederde van de suikerindustrie van het land en bijna de gehele dienstensector.

De Cubaanse Revolutie van 1959 staat tegenover deze pathetische geschiedenis – een geschiedenis van slavernij en imperiale overheersing. Hoe heeft de VS gereageerd? Door het land vanaf 19 oktober 1960 een economische blokkade op te leggen die tot op de dag van vandaag voortduurt en van invloed is op alles, van de toegang tot medische zorg, voedsel en financiën tot het verbieden van Cubaanse import en het dwingen van derde landen om hetzelfde te doen. Het is een wraakzuchtige aanval op een volk dat – zoals de Haïtianen – probeert zijn soevereiniteit uit te oefenen. De Cubaanse minister van Buitenlandse Zaken Bruno Rodríguez meldt dat de regering tussen april 2019 en december 2020 9,1 miljard dollar misloopt door de blokkade (436 miljoen dollar per maand). “Tegen de huidige prijzen,” zei hij, “bedraagt de cumulatieve schade over zes decennia meer dan 147,8 miljard dollar, en in termen van de prijs van goud, is het meer dan 1,3 biljoen dollar.”

Niets van deze informatie zou beschikbaar zijn zonder de aanwezigheid van media zoals Peoples Dispatch, dat deze week zijn derde verjaardag viert. Wij doen het team de hartelijke groeten en hopen dat u hun pagina zult bookmarken om deze meerdere malen per dag te bezoeken en wereldnieuws te lezen waarin de strijd van bevolkingsgroepen centraal staat.

Bernadette Persaud (Guyana), Gentlemen Under the Sky (Golfoorlog), 1991.

Op 17 juli gingen tienduizenden Cubanen de straat op om hun revolutie te verdedigen en een einde aan de Amerikaanse blokkade te eisen. President Díaz-Canel zei dat het Cuba van “liefde, vrede, eenheid en solidariteit” de overhand had gekregen. In solidariteit met deze niet aflatende inzet hebben wij een oproep gedaan voor inzendingen voor de tentoonstelling Let Cuba Live. De deadline voor inzendingen is 24 juli voor de online lancering van de tentoonstelling op 26 juli – de verjaardag van de revolutionaire beweging die Cuba in 1959 tot revolutie bracht – maar we moedigen doorlopende inzendingen aan. We nodigen internationale kunstenaars* en activisten* uit om deel te nemen aan deze bliksemtentoonstelling terwijl we de campagne #LetCubaLive voor het beëindigen van de blokkade blijven versterken.

Enkele weken voor de recente aanval op Cuba en de moordaanslag in Haïti hielden de strijdkrachten van de Verenigde Staten een grote militaire oefening in Guyana, Tradewinds 2021 genaamd, en een andere oefening in Panama, Panamax 2021 genaamd. Onder het gezag van de Verenigde Staten hebben een aantal Europese militairen (Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) – alle met kolonies in de regio – zich aangesloten bij Brazilië en Canada om Tradewinds uit te voeren met zeven Caribische landen (de Bahama’s, Belize, Bermuda, de Dominicaanse Republiek, Guyana, Jamaica en Trinidad en Tobago). Bij wijze van machtsvertoon hadden de VS geëist dat Iran in juni, voorafgaand aan de door de VS gesponsorde militaire oefening, zijn schepen niet langer naar Venezuela zou laten varen.

De Verenigde Staten zijn van plan het Caribisch gebied in hun zee te veranderen en de soevereiniteit van de eilanden daar te ondermijnen. Het was verontrustend de premier van Guyana, Mark Phillips, te horen zeggen dat deze door de VS geleide oorlogsspelen het “Caribische regionale veiligheidssysteem” versterken. Wat zij in feite doen, zoals blijkt uit ons recente dossier over de Amerikaanse en Franse militaire bases in Afrika, is de Caribische staten ondergeschikt maken aan de Amerikaanse belangen. De VS gebruiken hun sterke militaire aanwezigheid in Colombia en Guyana om de druk op Venezuela op te voeren.

Elsa Gramcko (Venezuela), El ojo de la cerradura, 1964.

Soeverein regionalisme is niet vreemd aan het Caribisch gebied, dat vier pogingen heeft ondernomen om een platform op te bouwen: de West-Indische Federatie (1958-1962), de Caribische Vrijhandelsassociatie (1965-1973), de Caribische Gemeenschap (1973-1989) en CARICOM (1989 tot heden). Wat begon als een anti-imperialistische vereniging, heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een handelsvereniging die streeft naar een betere integratie van de regio in de wereldhandel. De Caribische politiek wordt steeds meer in de baan van de VS getrokken. In 2010 hebben de VS het basisveiligheidsinitiatief voor het Caribisch gebied in het leven geroepen, waarvan de agenda door Washington wordt bepaald.

In 2011 herhaalde onze oude vriend Shridath Ramphal, Guyana’s minister van Buitenlandse Zaken van 1972 tot 1975, de woorden van de grote Grenadese T.A. Marryshow: “West-Indië moet West-Indisch zijn”. In zijn artikel Is The West Indies West Indian? benadrukte hij dat de opzettelijke schrijfwijze van “The West Indies” met een hoofdletter “T” de eenheid van de regio aanduidde. Zonder eenheid, zoals zo vaak het geval is, zal de oude imperialistische druk de overhand krijgen.

In 1975 publiceerde de Cubaanse dichteres Nancy Morejón een baanbrekend gedicht, getiteld Mujer Negra (“Zwarte vrouw”). Het gedicht begint met de gruwelijke mensenhandel van de Europese kolonialisten, raakt aan de Onafhankelijkheidsoorlog en belandt uiteindelijk bij de Cubaanse Revolutie van 1959:

Ik kwam van de Sierra
om een einde te maken aan het kapitaal en de woekeraars,
aan generaals en aan de bourgeoisie.
Nu besta ik: alleen vandaag bezitten we, creëren we.
Niets is ons vreemd.
Het land is van ons.
Van ons zijn de zee en de lucht,
de magie en de visie.
Mijn medemensen, hier zie ik jullie dansen
rond de boom die we planten voor het communisme.
Zijn wonderbaarlijk hout weerklinkt al.

Het land is van ons. Soevereiniteit is ook de onze. Ons lot is niet te leven als ondergeschikte wezens aan anderen. Dit is de boodschap van Morejón en het Cubaanse volk dat zijn soevereine leven opbouwt, en het is de boodschap van het Haïtiaanse volk dat zijn grote revolutie van 1804 vooruit wil helpen.

Met warme groeten, Vijay

Topfoto: Préfète Duffaut (Haïti), Le Générale Canson, 1950