Bron:  Peter Bolton 19 juli 2021 
orinocotribune 22 juli 2021 ~~

In de week na het uitbreken van de protesten in Cuba op 11 juli, overspoelde een golf van commentaar de pagina’s van de media die in handen zijn van het bedrijfsleven en de schermen van de grote Amerikaanse “nieuws”-televisiezenders. Voorspelbaar heeft deze berichtgeving zowel een mogelijke door de VS geleide regimewisseling gepromoot als Cuba met andere maten gemeten dan het handelen van de VS in andere landen in de regio.

Deze twee zaken zijn natuurlijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als in deze rapporten met twee maten zou worden gemeten, dan zouden zij onvermijdelijk een verandering van regime presenteren als een volkomen redelijke reactie op massaprotesten in andere Latijns-Amerikaanse landen, zoals Colombia, Brazilië, Honduras en Chili. En dit zou natuurlijk niet volstaan, aangezien al deze landen rechtse regeringen hebben die op één lijn staan met de VS, loyaal de geostrategische belangen van Washington dienen en gehoorzaam het neoliberale economische model volgen dat Washington voorstaat.

Bijna instinctief is in veel van deze verslagen bijzondere aandacht besteed aan het feit dat rechtse Cubaans-Amerikaanse ballingen in verschillende steden van de VS, en met name in het Mekka van de ballingen-diaspora, Miami, de straat op zijn gegaan. Blijkbaar is de mening van deze mensen over Cuba van groot belang. Zozeer zelfs, dat sommige publicaties hebben gemeld hoe de Democraten de protesten aangrijpen als een kans om de Cubaans-Amerikaanse kiezers in Florida terug te winnen. Deze berichten herinneren ons eraan dat deze voorheen swing state (nek-aan-nek-staat) zowel in 2016 als in 2020 voor Trump koos, niet in het minst vanwege de harde opstelling van zijn regering tegenover Cuba en de nauwe banden met Cubaans-Amerikaanse hardliners als Marco Rubio. Politico, bijvoorbeeld, vertelt haar lezers dat Biden’s toekomstige Cuba-beleid “een grote politieke impact kan hebben in een staat waar Democraten aan het wankelen zijn” en dat “Democraten in Florida zien wat velen een “gouden kans” noemen.”

Net als bij de Amerikaanse interventie wordt dit in de media gepresenteerd als iets volkomen natuurlijks en redelijks om te doen. Maar bij nadere inspectie blijkt dat er iets heel ernstig mis is. Want in werkelijkheid is het bepalen van het beleid ten aanzien van een vreemd land op basis van de belangen en de politieke oriëntatie van de immigrantengemeenschap van dat land in de VS, in plaats van degenen die daadwerkelijk in dat land wonen, een volstrekt bizarre, om niet te zeggen destructieve, modus operandi.

Om deze absurditeit te illustreren, kijk eens hoe de twee grootste politieke partijen in de VS omgaan met andere Latijns-Amerikaanse immigrantengroepen. Wie kan zich bijvoorbeeld voorstellen dat de Democratische Partij een beleid van regimewisseling in Colombia voorstelt om de rechtse regering van Iván Duque af te zetten na de protesten in dat land eerder dit jaar omdat veel Colombianen in de VS de straat op gingen om hun solidariteit te betuigen? Dat is natuurlijk een belachelijk idee. Maar het feit dat precies dezelfde suggestie, maar dan met “Colombianen in de VS” vervangen door “Cubanen in de VS”, op de een of andere manier wordt beschouwd als een volkomen legitieme electorale berekening. Het is duidelijk dat beleid baseren op hoe je het best de stemmen van een immigrantengemeenschap het hof maakt alleen gebeurt wanneer de prioriteiten van die gemeenschap toevallig op één lijn liggen met de doelstellingen van het buitenlands beleid van de VS.

Om de absurditeit verder te illustreren, stel je voor dat deze dynamiek zich voordoet in een ander land op een ander moment in de geschiedenis. Stel je bijvoorbeeld eens voor dat Argentijnse politieke partijen in de jaren ’50 en ’60 hadden voorgesteld sancties op te leggen aan één van de staten in Duitsland die na de oorlog ontstonden, om zo de aanzienlijke Duits-Argentijnse gemeenschap van nazivluchtelingen in ballingschap het hof te maken. Dit kan op het eerste gezicht een extreme, oneerlijke en misschien zelfs belachelijke vergelijking lijken. Maar bedenk dat enkele van de belangrijkste leiders van de Cubaans-Amerikaanse gemeenschap in ballingschap in sommige gevallen afkomstig zijn uit dezelfde families die politiek nauw verbonden waren met de regering van Batista, die in feite veel kenmerken van fascisme vertoonde. Om te beginnen was het een dictatuur die via een militaire coup aan de macht kwam. Het had ook geheime doodseskaders die politieke tegenstanders vermoordden en martelden, en het nam steekpenningen aan van de maffia in ruil voor het monopoliseren van grote delen van de Cubaanse economie. Dus, de analogie is eigenlijk een hele eerlijke.

Terwijl de nazi-vluchtelingen zich in Argentinië grotendeels met hun eigen zaken bemoeiden, hebben de leiders van de Cubaans-Amerikaanse gemeenschap zich echter openlijk geschaard achter figuren die zich hebben beziggehouden met gewelddadige destabilisatie tegen Cuba. Niet de minste daarvan is Luis Posada Carriles, een CIA medewerker die verantwoordelijk is voor meerdere gewelddaden, inclusief het bombarderen van een vliegtuig vol met Cubaanse burgers. Lincoln en Mario Díaz-Balart, twee prominente Cubaans-Amerikaanse hardliners uit Florida die in het Congres werden verkozen, hebben zelfs gelobbyd bij de toenmalige Panamese president Mireya Moscoso voor de vrijlating van Posada Carriles uit hechtenis.

Maar afgezien van dergelijke vergelijkingen, is er een nog grotere tegenstrijdigheid in het spel die de absurditeit blootlegt van het zwichten voor de wensen van Cubaans-Amerikaanse ballingen en hun eigen steun voor het interventionisme van de VS. De Cubanen die in de Verenigde Staten wonen, zijn namelijk in de verste verte niet representatief voor het gehele Cubaanse volk, en zeker niet voor de Cubanen die nog in Cuba wonen. In feite zijn de Cubanen die het eiland verlaten niet alleen een niet-representatieve steekproef, maar een zelf-selecterende steekproef. Want, op het gevaar af het overduidelijke te zeggen, degenen die vertrekken zijn per definitie degenen die om de een of andere reden niet wilden blijven. En die redenen zijn vaak gebaseerd op politieke meningsverschillen. Velen zijn bijvoorbeeld in opspraak geraakt bij de Cubaanse regering omdat zij de uitgebreide financiële en logistieke steun hebben aanvaard die Washington verleent om het land te helpen destabiliseren. Dus, verwachten dat Cubanen in de VS een representatief beeld geven van de Cubaanse regering zou hetzelfde zijn als in de jaren zestig naar Parijs reizen, uitsluitend praten met de Amerikaanse expat-gemeenschap van bohemiens en zogenaamde “draft dodgers”, en een beeld van de Amerikaanse regering verwachten dat representatief is voor de meeste mensen in de VS in die tijd.

Nog meer absurditeit komt aan het licht als je bedenkt dat veel Cubaans-Amerikanen het decennialange “embargo” steunen (dat beter omschreven kan worden als een economische blokkade). Dit illustreert opnieuw de verbluffende tegenstrijdigheid van hun politieke positie. Omdat zij zich vaak zorgen maken over het lijden van de mensen in Cuba, terwijl het beleid dat zij steunen misschien wel de grootste oorzaak van het lijden van diezelfde mensen is geweest. Evenzo beweren Cubaans-Amerikanen die de blokkade steunen dat deze is opgelegd op grond van schendingen van de mensenrechten op het eiland. Toch is de blokkade zelf erkend als een belangrijke schending van de mensenrechten door regionale instellingen en de belangrijkste mensenrechtenorganisaties. Deze tegenstrijdigheid toont aan dat de Cubaans-Amerikaanse voorstanders van de Amerikaanse agressie tegen Cuba er geen belang bij hebben het leven van de mensen op het eiland te verbeteren. In plaats daarvan willen zij de achterblijvers straffen, en vooral degenen die de revolutie steunen. Het feit dat deze revolutie 60 jaar heeft standgehouden ondanks de voortdurende ondermijning door de VS suggereert dat degenen die haar steunen een aanzienlijke, zo niet grote meerderheid vormen.

Nog ironischer is dat veel van het “autoritarisme” op het eiland, dat Cubaans-Amerikaanse ballingen ook gebruiken als onderdeel van hun propaganda-arsenaal, eigenlijk voor een groot deel verklaarbaar is in termen van de blokkade en het interventionisme van de VS in bredere zin. Immers, een samenleving die voortdurend wordt aangevallen door een vijandige en veel machtigere buitenlandse natie wordt uiteindelijk onvermijdelijk een samenleving die zichzelf als belegerd ziet. Zoals de wetenschapper op het gebied van internationale betrekkingen Phillip Brenner opmerkt in zijn boek Cuba Libre: A 500-Year Quest for Independence, kan de repressie op het eiland “gedeeltelijk worden verklaard door de neiging van de Cubaanse leiders om te zien dat hun context verwant is aan het soort extreme dreiging dat de Amerikaanse leiders zagen na 11 september 2001, wat ook leidde tot het ontzeggen van bepaalde burgerlijke vrijheden”. Gezien de decennialange vijandigheid van de VS, het rijkste en machtigste land ter wereld, is het niet opmerkelijk dat Cuba zo “autoritair” is, maar dat het ondanks deze realiteit zo’n open samenleving blijft.

Sommige Cubaans-Amerikaanse ballingen steunen zelfs een directe militaire interventie in Cuba om het eiland te “bevrijden”. En deze steun lijkt niet beperkt te blijven tot een kleine franje van de Cubaanse diaspora in de VS. Op 18 juli, bijvoorbeeld, berichtte de Miami Herald over een bijeenkomst georganiseerd door een groep die het verkeerd spelde als “Inspire American,” die het beschrijft als “een organisatie gewijd aan het bevorderen van democratie in Cuba en het omverwerpen van het huidige regime.” De Herald berichtte hoe een van de sprekers van de bijeenkomst, Rosa María Payá, opriep tot een “interventie” van de Verenigde Staten om dat doel te bereiken.

Een dergelijke realiteit legt de absurditeit bloot van de bewering van deze mensen dat zij “patriottische” Cubanen zijn. Want hoe kunnen zij diep patriottisch zijn als zij een directe militaire interventie van de VS in hun eigen land steunen? Wat men ook van de regering vindt, Cuba is niettemin een soevereine natie. Een van de centrale aspecten van soevereiniteit is dat veranderingen in het politieke en economische systeem en de constitutionele opzet van een land alleen kunnen komen van de mensen die er zelf wonen, niet van buitenaf, en zeker niet opgelegd door een buitenlandse mogendheid.

En om duidelijk te zijn, de VS is niet zomaar een buitenlandse mogendheid. Het is een land dat een lange en vruchtbare staat van dienst heeft als het gaat om het steunen van staatsgrepen tegen regeringen die het niet aanstaan, gewelddadige inmenging in landen om regimewisselingen te bevorderen, het vervalsen van verkiezingen ten gunste van de partij van haar voorkeur, en het financieren en opleiden van allerlei moordenaars, folteraars en andere mensenrechtenschenders overal in Latijns-Amerika. Cuba zelf is gedurende een groot deel van zijn moderne geschiedenis, en vooral sinds de revolutie, het slachtoffer geweest van de imperiale overheersing door de VS. De VS bezetten Cuba voor het eerst tussen 1898 en 1902 en vervolgens opnieuw tussen 1906 en 1909. Het Amerikaanse Congres nam in 1901 ook het Platt-amendement aan dat de VS verplichtte tot verdere militaire bezetting tenzij Cuba aan zeven dwingende voorwaarden voldeed, waaronder beperkingen op zijn financiële systeem.

Door vriendjes te worden met een staat met een dergelijke staat van dienst, werken Cubaans-Amerikaanse ballingen mee aan een imperialistische macht die onnoemelijke ellende heeft veroorzaakt voor hun Cubaanse medeburgers en hun Latijns-Amerikaanse medeburgers in het algemeen. Verraad is niet een te sterk woord voor degenen die hun steun verlenen aan een land met een dergelijke staat van dienst. En deze staat van dienst is niet een of ander ver overblijfsel, beperkt tot een vervlogen tijdperk dat plaats heeft gemaakt voor een nieuw tijdperk van Amerikaanse welwillendheid. Als we vandaag rondkijken in Latijns-Amerika, blijven de VS staatsgrepen steunen, zoals die in Bolivia in 2019, en blijven ze dictators steunen, zoals Juan Orlando Hernandez in Honduras. De voortdurende vijandige houding van Washington ten opzichte van Cuba omvat ondertussen het doorsluizen van naar schatting 20 miljoen dollar per jaar via het US Agency for International Development (USAID) voor programma’s ter bevordering van “democratie” (Washington-jargon voor regimeverandering), en natuurlijk de blokkade, die volgens cijfers van de Verenigde Naties honderden miljarden dollars schade aan de Cubaanse economie heeft toegebracht.

Door deze vijandige houding ten opzichte van Cuba te steunen, hebben rechtse Cubaans-Amerikanen hun recht verspeeld om enige zeggenschap te hebben over de toekomst van Cuba. Zoals de Cubaans-Amerikaanse journaliste Sabrina Rodríguez het verwoordde: “Ik zou echt willen dat meer van de gesprekken in DC over de situatie in Cuba over de Cubaanse mensen in Cuba gingen en niet over Miami.”

Topfoto: Amerikaans-Cubaanse demonstranten sluiten een deel van de Palmetto Expressway (I-95) af in strijd met de nieuwe anti-protestwet in Florida..Joe Raedle / Getty Images.

Peter Bolton is a Journalist at RT, The Canary and Counterpunch | (mostly democratic) socialist | anti-corporate & pro-environment


Uit het archief: