Bron: William Camacaro, 
Alliance for Global Justice 18 mei 2022 ~~~

Anher Ordonez Internationale politieke studies Pepperdine University

Het gewapende conflict in Colombia was een van de langstlopende conflicten van de twintigste eeuw en duurt tot op de dag van vandaag voort. Het conflict werd gekenmerkt door een hoge mate van activiteit van de kant van ongeregelde gewapende groepen, en was verbonden met een verscheidenheid van andere sociale problemen, waaronder land- en inheemse kwesties 1.

Het conflict heeft de Colombiaanse economie gedecimeerd en de aanzet gegeven tot de opkomst van de problematische maar lucratieve drugshandel in Colombia.

De oplossing van het gewapende conflict werd jarenlang gezocht in de uitvoering van het vredesakkoord, maar toen dit vredesakkoord in 2016 eindelijk werd uitgevoerd, hield het geweld tegen maatschappelijke leiders niet op. Met de aanstaande verkiezingen in mei van dit jaar is de bezorgdheid over de mogelijkheid van verkiezingsfraude en politieke ontwrichting alarmerend groot.

Het conflict in Colombia is historisch ontstaan door een botsing tussen de liberalen onder leiding van Jorge Eliecer Gaitan, die een gematigde pro-arbeidersagenda had, en rechts, dat vastbesloten was om de traditionele oligarchische belangen te verdedigen. De liberalen waren op weg om de verkiezingen te winnen en de regering over te nemen. De rechtse sectoren van het land zagen deze ontwikkelingen als een bedreiging van hun belangen.

Gaitan werd op 9 april 1948 vermoord, wat leidde tot een massale opstand, bekend als El Bogotazo, die werd gevolgd door een tien jaar durende periode van burgeroorlog, bekend als La Violencia en de militaire dictatuur van Gustavo Rojas Pinilla, die werd gekenmerkt door de wijdverbreide onderdrukking van plattelandsgemeenschappen, arbeidersleiders en politieke oppositie. In deze periode ontstonden linkse groeperingen die de leemte opvulden die was ontstaan na de moord op Gaitan.

De repressie eindigde echter niet met de verwijdering van Rojas Pinilla uit de macht in 1958. In feite stuurde het Pentagon in de periode daarna de Yarborough Commissie naar Colombia, die de Colombiaanse regering adviseerde paramilitairen te organiseren en campagnes van “terreur” te organiseren in unilaterale aanvallen op autonome boerenzones.

De Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) werden gevormd uit milities die waren georganiseerd om deze zones te verdedigen na een bijzonder grote aanval op het Marquetalia gebied in 1964. De Colombiaanse linkerzijde genoot van oudsher steun van de boerenstand en de industriële arbeiders, en had reeds deelgenomen aan een opstand die meedogenloos was neergeslagen.

Andere rebellengroeperingen, zoals het Ejército de Liberación Nacional (ELN), lanceerden hun eigen guerrillaoorlogen in de hoop de Cubaanse Revolutie te evenaren, terwijl het Ejército Popular de Liberación (EPL) zich liet inspireren door het maoïsme. Het geweld zou in de daaropvolgende decennia toenemen en het hele land treffen, over alle sociale scheidslijnen heen.

Wat aanvankelijk een conflict met een lage intensiteit op het platteland was geweest, dat was aangewakkerd door de roep om meer gelijkheid en landhervormingen, werd rond de jaren tachtig in nog meer chaos gestort. De belegering van het Paleis van Justitie door de Beweging van 19 April (M-19) maakte duidelijk hoe onstabiel de situatie in het land was.

Twee nieuwe factoren werden in het conflict geïntroduceerd die de gevestigde tweedeling verscheurden.

De eerste van deze factoren was de opkomst van extreem-rechtse paramilitaire groeperingen. Naarmate de greep van de staat op het land verzwakte, begonnen grootgrondbezitters gewapende groepen te financieren om het leeuwendeel van de gevechten tegen de guerrilla’s op zich te nemen 2.

De paramilitairen fungeerden ook als burgerwachten en pleegden doelgerichte moorden op “ongewensten”, vaak gericht tegen de meest kwetsbare personen in de samenleving. Hun invloed werd zo groot dat de Colombiaanse staat moeite had om hun macht in te dammen. Het is ook belangrijk te wijzen op de banden die de paramilitairen en hun beschermheren hadden met de drugshandel; een groot deel van hun financiering kwam uit deze illegale handel.

Jarenlang hebben mensen als Pablo Escobar de buitenwereld een beeld van Colombia als een wetteloos land voorgespiegeld. De invloed die de drugshandel in Colombia had, was inderdaad aanzienlijk; bijna elk aspect van de samenleving werd doordrongen van de invloed van het drugskartel.

De drugshandel voegde een explosief ingrediënt toe aan de toch al giftige burgeroorlog; veel van de eerder genoemde paramilitaire groepen raakten betrokken bij drugs zoals cocaïne en heroïne. Prominente drugkartels waren het Medellin Kartel, het Cali Kartel, en los Rastrojos, een Mexicaans kartel dat verantwoordelijk was voor de distributie van Colombiaanse drugs.

De aard van de Colombiaanse politiek helpt te illustreren waarom het zo moeilijk is geweest voor het land om vrede en stabiliteit te bereiken. Gedurende een groot deel van de moderne geschiedenis van het land is er verkiezingsfraude aan de gang geweest.

Een opmerkelijk voorbeeld hiervan waren de presidentsverkiezingen van 1970, waarbij nu kandidaat en voormalig dictator Gustavo Rojas Pinilla met voldoende bewijs beweerde dat er fraude was gepleegd in naam van de winnende kandidaat, Misael Pastrana Borrero 3. Meer recent werden verschillende onregelmatigheden gemeld bij de verkiezingen van 2018, waarbij Ivan Duque het presidentschap won van Gustavo Petro.

De zoon van Pastrana Borrero, Andres Pastrana, zou ook president worden. Deze politieke dynastie was al jaren verankerd in Colombia. De verkiezing van de jongere Pastrana vond plaats onder verdenking van verkiezingsfraude en weerspiegelde de gelijkvormigheid van de Colombiaanse politieke klasse van gisteren en vandaag. Pastrana zou van 1998 tot 2002 de eerste poging tot een vredesproces voorzitten, waarbij gedemilitariseerde zones werden gecreëerd.

Deze gedemilitariseerde zones hielden in dat de FARC zich uit verschillende delen van het land terugtrok, terwijl de FARC hoopte op politieke legitimiteit en een regeling via onderhandelingen. De FARC hoopte ook andere kwesties aan te pakken, waaronder landbouwhervorming, drugshandel en de aanwezigheid van paramilitaire groeperingen van de rechterflank. Deze FARC-strijders, die na het einde van de koude oorlog als dissidenten werden beschouwd, werden uit de samenleving gemarginaliseerd en hun activiteiten gecriminaliseerd. Dit was onderdeel van een wereldwijde inspanning onder leiding van de VS in de nasleep van de aanslagen van 11 september, die ongetwijfeld van invloed is geweest op de Colombiaanse samenleving.

Het lijdt weinig twijfel dat de FARC zich ongemakkelijk voelde bij het idee te demobiliseren en het doelwit te worden van gewelddadige represailles. Uit de ervaringen van de Union Patriotica 4, de gedemobiliseerde EPL en andere dissidente groeperingen blijkt dat er een duidelijke aarzeling bestond om de wapens op te geven en zich opnieuw in de burgermaatschappij te integreren. Dit gevoel leeft tot op de dag van vandaag onder nog actieve elementen van de guerilla.

Het vredesproces van 1998-2002 onder leiding van Pastrana mislukte uiteindelijk, waardoor de betrekkingen tussen de staat en de FARC verslechterden. Na deze mislukking was er weinig animo meer voor een nieuwe poging om tot een vredesakkoord te komen. De FARC werd er nog verder van overtuigd om de draad weer op te pakken door het precedent van de linkse partij Union Patriotica (UP).

Deze partij was oorspronkelijk opgericht door voormalige FARC-leden die munt wilden slaan uit de ontevredenheid van arme Colombianen over de twee grootste politieke partijen, de Conservatieven en de Liberalen. Zij kozen voor de vreedzame democratische weg, maar werden vóór de verkiezingen gewelddadig gezuiverd door middel van moordaanslagen. Naar schatting werden ten minste 1.163 leden van de UP vermoord 5 ; onder deze slachtoffers is Manuel Cepeda Vargas, vader van de linkse Colombiaanse senator Ivan Cepeda, een van de bekendste.

De Colombiaanse regering versterkte haar samenwerking met de VS in het kader van het Plan Colombia, dat onder meer de opleiding van Colombiaanse troepen en geselecteerde paramilitaire troepen omvatte. Officieel was het plan bedoeld om de drugshandel te bestrijden, maar vandaag de dag is de drugsproductie en -handel in Colombia groter dan ooit 6. De populariteit van Andres Pastrana daalde als gevolg van de mislukte vredesbesprekingen, en conservatieve sectoren van de samenleving begonnen zich te organiseren en voor te bereiden op de komende verkiezingen.
Dit leidde tot de verkiezing van Alvaro Uribe tot president in 2002. Alvaro Uribe stamt uit een van de rijkste grondbezittende families in Colombia, die nauw verbonden is met illegale activiteiten zoals drugshandel en paramilitarisme 7.

De verkiezingen vonden plaats in een tijd van grote maatschappelijke beroering en politiek geweld, waarbij de partij Union Patriotica met geweld werd gezuiverd en het paramilitaire geweld zich over het hele land verspreidde. De verkiezingsuitslag weerspiegelde de diepe minachting die de conservatieve sectoren van de samenleving voelden voor het vooruitzicht van vrede met de FARC.

Deze sectoren hoopten dat met de verkiezing van Uribe elke resterende kans op vrede zou verdwijnen. Uribe was fel gekant tegen elk vooruitzicht op vrede met de guerrilla. Hij was afkomstig uit de klasse van rijke landeigenaren en zijn familie had banden met de drugshandel. Uribe sprak over de strijd tegen de FARC en de guerrilla’s als onderdeel van de “oorlog tegen het terrorisme” en toonde geen ruimte voor compromissen of flexibiliteit met betrekking tot het conflict 8 .

De dissidenten werden nu “terroristen” genoemd, een weerspiegeling van het unipolaire, op de VS gerichte internationale klimaat van die tijd, dat het gevolg was van het einde van de Koude Oorlog en de criminalisering van dissidentie. Uribe, die de retoriek van Bush herhaalde, consolideerde zijn politieke vooruitzichten op korte termijn 9.

Uribe drukte ook de controversiële Wet Rechtvaardigheid en Vrede (2005) erdoor, die amnestie verleende aan leden van ongeregelde gewapende groepen die hun wapens opgaven en demobiliseerden. De wet werd door vele sectoren in Colombia en door mensenrechtenorganisaties gezien als te mild voor paramilitairen die een aantal wreedheden hadden begaan. Deze wet maakte de FARC alleen maar woedender, en gedurende Uribe’s gehele presidentschap ging deze door met het uitvoeren van dodelijke gewapende aanvallen en offensieven.

Uribe’s harde aanpak van het conflict leidde tot minder verantwoording voor de daden van de staat. Tijdens zijn presidentschap nam het aantal schendingen van de mensenrechten door de staat toe, met als katalysator het schandaal van de “falso positivos”, waarbij burgers door het leger werden gedood en de lijken werden voorgesteld als die van rebellenstrijders. De slachtoffers werden door de belofte van werk naar het platteland gelokt en door het leger om het leven gebracht. Een andere factor die Uribe’s positie op de proef stelde waren de beschuldigingen van zijn banden met de illegale drugshandel. Deze schandalen verzwakten Uribe’s vooruitzichten om een hoofdrolspeler in het vredesproces te worden, en hij zou een hard standpunt tegen de opstand blijven innemen.

Het conflict breidde zich uit naar buurlanden Ecuador en Venezuela. Terwijl de Colombiaanse regering haar offensief tegen de FARC voortzette, zochten de rebellen een toevluchtsoord in de poreuze grensgebieden tussen Colombia en de buurlanden. Naast de moeilijkheden die deze landen hebben om hun afgelegen gebieden te controleren, werden alle pogingen van Colombia om met zijn buren samen te werken in de strijd tegen de rebellen bemoeilijkt door de gespannen relaties van de regering Uribe met de Ecuadoraanse president Rafael Correa en de Venezolaanse president Hugo Chavez. Vooral Chavez werd door Uribe als een vijand beschouwd, aangezien de Colombiaanse president Chavez er herhaaldelijk van had beschuldigd de FARC te steunen en hen toe te staan gebruik te maken van het grondgebied van Venezuela.

Hugo Chavez van Venezuela zou een belangrijke rol spelen in de ontwikkelingen tijdens de laatste fasen van het conflict; men geloofde dat hij invloed had bij de FARC en hij werd gezien als een belangrijk radertje in elk mogelijk vredesproces, omdat hij in staat was druk uit te oefenen op de guerrilla’s en hen aan de onderhandelingstafel te brengen. Chavez en Uribe botsten vaak tijdens hun presidentschap; Chavez raakte uiteindelijk ontgoocheld door Uribe en zijn politieke cohorten, onder verwijzing naar de Colombiaanse militaire inval in Ecuador, naar verluidt in de achtervolging van FARC-guerillas. Een voorbeeld hiervan is te zien in het Acuerdo Humanitario-proces van 2007.

Na een reeks opvallende FARC-ontvoeringen haalde de Colombiaanse senator Piedad Córdoba, met de goedkeuring van Uribe, Chavez over om met de FARC te praten, op voorwaarde dat de gesprekken in Venezuela zouden plaatsvinden. De vertegenwoordiger van de FARC eiste dat Chavez om een nieuwe gedemilitariseerde zone zou vragen, en kort daarna ontmoetten Chavez, Córdoba en de Franse president Nicolas Sarkozy elkaar.

Uribe werd echter ongeduldig tegenover Chavez en legde hem de uiterste termijn van 31 december op. Chavez reageerde door rechtstreeks contact op te nemen met Colombiaanse militaire leiders, wat Uribe beschouwde als een schending van de rode lijn. Uribe “ontsloeg” Chavez in feite van de besprekingen, en Chavez nam wraak door Uribe een “leugenaar” te noemen. De vete tussen de twee escaleerde tot een punt waarop beide landen de betrekkingen met elkaar opschortten. De moord op Raul Reyes en Mono Jojoy, twee stichters van de FARC met een grote kennis van het functioneren van de groep, deed de dreiging van uitbreiding van het gewapende conflict naar Ecuador nog toenemen.

Nu de communicatie met Uribe was verbroken, besloot Chavez zijn eigen initiatief te nemen om de gijzelaars te bevrijden. Als onderdeel van Operatie Emmanuel stemde de FARC in met de vrijlating van drie hooggeplaatste gijzelaars, en in januari werden de drie gijzelaars op verzoek van Colombia met succes gered door helikopters van het Venezolaanse leger die waren voorzien van insignes van het Rode Kruis. De Colombiaanse regering lanceerde later haar eigen reddingsmissie, Operatie Jaque, waarbij vijftien gijzelaars werden bevrijd. Hoewel beide succesvol waren, waren het in wezen unilaterale acties die weinig deden aan de fundamentele kwesties van het conflict, en de spanningen bleven hoog tussen Colombia en Venezuela.

Deze spanningen bereikten uiteindelijk hun hoogtepunt in maart 2008, naar aanleiding van een incident dat plaatsvond in het grensgebied met Ecuador. Het Colombiaanse leger had een inval gedaan in een FARC-kampement met als voornaamste doel de tweede man van de FARC, Raul Reyes, te doden. Ecuador reageerde woedend en verklaarde dat Colombia de Ecuadoriaanse soevereiniteit had geschonden. Chavez haastte zich om zijn bondgenoot Correa te verdedigen en gaf zijn leger opdracht de grens met Colombia op te zoeken. Bij de inval was samengewerkt met de Amerikaanse luchtmachtbasis Manta in Ecuador, en de inval leidde ertoe dat Correa de sluiting van de basis en het vertrek uit het land beval.

Zowel Ecuador als Venezuela verbraken de betrekkingen met Colombia. De situatie werd verder gecompliceerd door de bekendmaking door Colombia van teruggevonden “FARC-bestanden”, die volgens hen banden van de FARC met buitenlandse actoren, waaronder Chavez, onthulden. De bewakingsketen van de computer was geboken en het was enkele uren na de inbeslagneming onbekend waar de computer zich bevond; toen de bestanden werden teruggevonden, waren er aanwijzingen dat ermee geknoeid was. De bestanden bevonden zich in een computer die uitgebreide en hyperbolische media-aandacht kreeg, zozeer zelfs dat hij door Colombianen spottend de “magische computer” werd genoemd. Na een venijnige woordenwisseling tussen de drie leiders werd een verdere escalatie van de spanningen vermeden tijdens de bijeenkomst van de Groep van Rio op 7 maart in de Dominicaanse Republiek, waar Uribe, Chavez en Correa elkaar de hand schudden en de betrekkingen herstellen. 10

Een door het Carter Center en de OAS gesponsord “Track II”-initiatief trachtte eveneens de banden te normaliseren. Zelfs nu de oorlogsdreiging was weggenomen, bleef het gevaar van de Colombiaanse guerrillaoorlog voor de regio duidelijk, maar tegen het einde van Uribe’s presidentschap leek er weinig hoop te zijn op een onderhandelde oplossing.

Uribe’s opvolger, Santos, herhaalde veel van de retoriek van zijn voorganger over het conflict. Santos, die onder Uribe minister van Defensie was geweest, was een voorstander van de campagne tegen de FARC en de guerrillastrijders. Als minister van defensie onder Uribe was hij betrokken bij de falsos positivos-moorden, waarbij boeren naar afgelegen delen van het land werden gelokt met de belofte dat ze zouden werken, werden afgeslacht en vervolgens aan de pers werden voorgesteld als guerrilla’s die in de strijd waren gedood. 11 Desondanks was zijn aantreden als president een welkome verandering voor Chavez; de twee landen hadden de betrekkingen tijdens Uribe’s laatste maanden opnieuw verbroken. Santos en Chavez hebben de betrekkingen onmiddellijk hersteld. Santos begon ook toenadering te zoeken tot Cuba als een mogelijke plaats voor vredesbesprekingen. Santos’ besluiten met betrekking tot Cuba en Venezuela weerspiegelden zijn inzicht in de noodzakelijke ingrediënten voor vredesonderhandelingen; de deelname van deze landen was nodig opdat de FARC zich zeker zou voelen van zijn eigen betrokkenheid bij de besprekingen.

Het was in deze jaren dat de meeste vooruitgang werd geboekt op weg naar een vredesakkoord. Doordat de regeringen van Colombia, Venezuela, Cuba, Noorwegen en Chili samenwerkten met de FARC, groeide het optimisme dat er spoedig een akkoord kon worden bereikt. Vooral Hugo Chavez was hier zeer aan gecommitteerd; zozeer zelfs dat president Santos na Chavez’ dood in maart 2013 zei: “Het beste eerbetoon dat we aan de nagedachtenis van Hugo Chavez kunnen geven, is het verwezenlijken van zijn droom die hij met ons allen deelde, namelijk het bereiken van een akkoord voor het einde van het conflict en het zien van een Colombia in vrede”.12

Zowel de hoofdonderhandelaar van de FARC, Ivan Marquez, als de hoofdonderhandelaar van de regering, Humberto De la Calle, probeerden zich te distancieren van de ontwikkelingen buiten de besprekingen. Deze houding werd door een aantal ontwikkelingen op de proef gesteld. Niet gehinderd door de besprekingen bleven individuele FARC-commandanten aanvallen uitvoeren, terwijl voormalig president Uribe zich tegen Santos keerde en hem uitschold voor zijn “verraad” voor zijn steun aan de besprekingen.

Druk van de Verenigde Staten en lekken in de media over privé-details van de besprekingen dreigden het vredesproces te saboteren. De externe druk op de besprekingen kwamen tot uiting tijdens de verkiezingen van 2014, toen een zelfverzekerde Uribe een poging leidde om Santos af te zetten. Zijn zelfgekozen kandidaat gebruikte opruiende retoriek met betrekking tot de besprekingen, waarbij hij de FARC bestempelde als “terroristen” en “het belangrijkste drugskartel in de wereld”.

De FARC was zich bewust van de delicate situatie en had tijdens de verkiezingen twee maal een tijdelijk staakt-het-vuren afgekondigd, als duidelijk signaal aan de regering dat zij de onderhandelingen wenste voort te zetten. Het diende klaarblijkelijk als een aanvaarding door de FARC van haar “huwelijk” met de regering Santos in hun gezamenlijke streven naar succesvolle vredesbesprekingen.

Bij de voortzetting van de onderhandelingen in Havana werden verschillende diplomatieke tactieken toegepast, waaronder het bieden van tijd aan slachtoffers van het conflict met de onderhandelaars, en werd vooruitgang geboekt op gebieden zoals het ruimen van landmijnen en IED’s. Deze vooruitgang kon rekenen op de steun van de internationale actoren. De problemen in Colombia bleven echter bestaan en er vonden nog steeds incidentele militaire conflicten plaats. Om het vredesproces te redden gingen Cuba en Noorwegen over tot een harde aanpak van de partijen en drongen zij aan op meer de-escalatie.

De oproepen tot de-escalatie slaagden uiteindelijk: de FARC staakte zijn aanvallen en Santos gaf opdracht de aanvallen op de guerrilla’s te staken. Uiteindelijk bereikten de twee partijen in september 2015 een akkoord over een overgangsregeling dat door de Colombiaanse media als “historisch” werd omschreven. Het akkoord ging gepaard met een zorgvuldige bemiddeling over kwesties die de betrokken partijen diep verdeeld hielden. De onderhandelaars zagen zichzelf beperkt in hun mogelijkheden om een compromis te vinden en kozen ervoor om de macht over de kwestie te delegeren aan zes aangewezen juristen, die erin slaagden een resolutie op te stellen. De betrokken partijen zorgden ook voor een positieve pers; op 23 september schudden Santos en FARC-commandant Timochenko elkaar de hand in aanwezigheid van Raul Castro. Dit werd gezien als een beslissend moment in de vredesbesprekingen. Maar een definitief einde van het conflict had nog een weg te gaan.

Dat bleek bij het referendum over het vredesakkoord in 2016, waarbij de Nee-stem het nipt won van de Ja-stem. Dit was een belangrijke politieke overwinning voor Uribe, en liet Santos voor de rest van zijn termijn met beperkt gezag. Het politieke geweld is in de nasleep van de ondertekening van het vredesakkoord niet afgenomen. Sinds de ondertekening van het vredesakkoord in september 2016 tot op heden zijn er volgens INDEPAZ 1.287 maatschappelijke leiders en 306 ondertekenaars van het vredesakkoord vermoord. 13

Het bestaan van een Colombiaans vredesproces is geen garantie voor daadwerkelijke vrede voor gewone Colombiaanse burgers. Volgens het Bureau van de Colombiaanse Ombudsman werden 1.863 burgers vermoord in 1999, het eerste jaar van het oorspronkelijke vredesproces dat duurde van 1999 tot 2002. De laatste jaren is het geweld overgeslagen naar buurland Venezuela. In Venezuela is er een opkomst van prolifererende gangsters, met als meest opvallende el Conejo. Na een veiligheidsoperatie in de deelstaat Aragua verklaarden gevangen genomen handlangers van el Conejo dat zij training en financiering hadden gekregen van Colombiaanse paramilitairen. 14

De Caracas wijk Cota 905 wordt beschouwd als een belangrijk steunpunt voor gewapende bendes die volgens de Venezolaanse staat banden hebben met het Colombiaanse paramilitarisme, geleid door mensen als el Vampi, el Koki en el Garbys. 15

Nu er in mei van dit jaar verkiezingen zullen worden gehouden om de volgende president van Colombia te kiezen, is de rol van de centrum-linkse kandidaat Gustavo Petro van centraal belang voor deze verkiezingen. Volgens opiniepeilingen is hij de centrum-linkse kandidaat met de grootste kans om te winnen sinds Gaitan meer dan 70 jaar geleden. Dit stelt het land voor een ongemakkelijk dilemma: kan een kandidaat van centrum-links in een dergelijk politiek klimaat echt winnen, gezien de obscene praktijk van politieke moorden in Colombia (Pizarro, Galan, Leal, enz.)? 16.

De afgelopen weken zijn er berichten uit Colombia gekomen over betalingen aan drie huurmoordenaars voor een totaalbedrag van ongeveer 1500 miljoen pesos, oftewel 365.539 dollar. Het doel van deze betalingen is om Petro te vermoorden op een openbare bijeenkomst in het departement Risaralda. De Petro-campagne heeft ook de activiteiten in een regio moeten opschorten wegens bedreigingen door een paramilitaire groepering die bekend staat als La Cordillera. 17

President Ivan Duque heeft erop aangedrongen dat het gaat om “bolwerken” van de criminele groeperingen. Van afgelopen donderdag 5 mei tot dinsdag 10 mei heeft de paramilitaire groepering Autodefensas Gaitanistas de Colombia, of Gaitanistas, een gewapende werkonderbreking afgekondigd om te protesteren tegen de uitlevering van hun leider, Otoniel, aan de VS op beschuldiging van drugshandel.

De Gaitanistas hebben zich cynisch naar Jorge Eliecer Gaitan genoemd, hoewel hun politiek het tegenovergestelde is van waar Gaitan voor stond. Deze gewapende belegering van Colombiaans grondgebied, vooral, maar niet alleen, in het noorden, toont aan dat de organisatie op nationale schaal samenhangend is. Zij doodden minstens 26 personen en slaagden erin om tot 178 gemeenten in 11 departementen lam te leggen en angst aan te jagen, volgens cijfers van de Eenheid Onderzoek en Aanklacht van het JEP. 18

Om de situatie nog te verergeren schijnen Mexicaanse drugskartels al maandenlang krachtige wapens naar Colombia te verschepen om er ladingen cocaïne aan te kopen; men vermoedt dat er meer wapens in handen van burgers zijn dan van het leger zelf. 19 Tegelijkertijd is het verontrustend dat president Ivan Duque, met nog minder dan een maand te gaan voor de presidentsverkiezingen in Colombia, de Colombiaanse politie een salarisverhoging van meer dan 35% heeft gegeven, de hoogste in meer dan 29 jaar. De politie treedt over het algemeen bruut op tegen vreedzame protesten en onderhoudt in veel gevallen nauwe banden met verschillende paramilitaire groeperingen. 20

Het zou een catastrofe zijn als het geval van Gaitan zich na 74 jaar zou herhalen. Op dit kritieke moment moet de internationale gemeenschap het Colombiaanse volk bijstaan en alert zijn op elke eventualiteit die een nieuwe golf van geweld zou kunnen veroorzaken die ongewenste en onvoorspelbare gevolgen zou kunnen hebben voor Colombia en de hele regio. Het Colombiaanse volk is het geweld al beu en verdient het om in vrede te leven.

William Camacaroco ördineert de Bogotá desk van onze Colombia Election Day Live Coverage uitzending op 29 mei 2022. Klik hier om je als “studiopubliek” aan te melden via Zoom. Voor meer info… Klik hier om het werk van de Internationale Verkiezingswaarnemingsdelegatie naar Colombia te steunen