Bron: Yves Engler, 
yvesengler.com 30 january 2021 ~~~

Waarom dwingt Canada Guyana, een verarmd land met 800.000 inwoners, tot een conflict met Venezuela en helpt het multinationals de olie van het land te stelen?

Onlangs bekritiseerden Canadese functionarissen het standpunt van Venezuela met betrekking tot het territoriale geschil met Guyana, dat in het noordoostelijke puntje van Zuid-Amerika ligt. Kort nadat de VS een verklaring had afgelegd over het eeuwenoude geschil, verklaarde de Canadese Hoge Commissie: “De recente bewering van Venezuela dat het soevereiniteit heeft over het gebied dat grenst aan de kust van Guyana’s Essequibo is verontrustend. De beslissing ligt in handen van het Internationale Hof van Justitie en deze rechtsgang moet worden gerespecteerd”.

De Canadese en Amerikaanse verklaringen waren een reactie op de kritiek van Caracas op een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof en op een gezamenlijke oefening van de kustwacht van de VS en Guyana in de betwiste wateren die op 8 januari plaatsvond. Na die patrouille bracht commandant van het Southern Command van de VS, admiraal Craig Faller, drie dagen door in de voormalige Britse kolonie. Tijdens het bezoek van Faller ondertekenden de twee landen een bilaterale samenwerkingsovereenkomst op defensiegebied. De versteviging van de militaire banden volgt op het allereerste bezoek van een Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken: In september ontmoette Mike Pompeo de nieuwe Guyanese president Mohamed Irfaan Ali, die door Washington werd gesteund tijdens een verkiezingsstrijd die het land maandenlang politiek lamlegde.

Ook Ottawa mengde zich agressief in de controversiële verkiezingen. Canadese ambtenaren hebben verschillende verklaringen afgelegd waarin zij kritiek uitten op de vorige regering en op het tellen van de stemmen. Blijkbaar is de nieuwe regering van Guyana meer bereid zich te scharen achter de door de VS geleide campagne tegen Venezuela en achter de buitenlandse oliebelangen die in het middelpunt staan van het opnieuw oplaaiende territoriale geschil.

Washington stond ooit aan de andere kant van het territoriale geschil dat de VS er bijna toe bracht Canada binnen te vallen. Aan het eind van de 19e eeuw was de Britse inmenging in wat Venezuela als zijn grondgebied beschouwde voor Washington aanleiding om de Monroe Doctrine te doen gelden, die het land het “recht” gaf in te grijpen in de interne aangelegenheden van landen op het halfrond. Terwijl het conflict tussen Washington en Londen escaleerde, vreesden Canadese ambtenaren dat een oorlog zou leiden tot een Amerikaanse invasie.

Uiteindelijk werd het geschil opgelost door internationale arbitrage. Het was desastreus voor Venezuela. Washington legitimeerde zijn interventionistische Monroe Doctrine en Venezuela verloor 90% van het grondgebied. Londen sloot een deal met belangrijke Russische functionarissen om zijn claim te ondersteunen. Toen decennia later het achterbakse karakter van de deal aan het licht kwam, maakte Venezuela opnieuw aanspraak op het betwiste gebied.

De laatste jaren is het territoriale geschil opnieuw opgelaaid door de ontdekking van grote hoeveelheden olie in de dunbevolkte regio. Voorafgaand aan de ontdekking door Exxon-Mobil riep de Venezolaanse regering het Amerikaanse bedrijf op te stoppen met boren. In 2015 stuurde Caracas ook een stop- en verbodsbrief naar het in Toronto gevestigde Guyana Goldfields, dat een grote goudmijn exploiteerde in het betwiste gebied.

Hoewel de Guyanezen het grotendeels eens zijn over het territoriale geschil, is de olievondst nogal controversieel. Er bestaat bezorgdheid over de gevolgen van de vervuilende stoffen voor de gemeenschappen en de visserij, alsmede over olielozingen, die de regering volgens de overeenkomst met Exxon op eigen kosten zal moeten opruimen. Velen in het klimaatgevoelige kustland zijn ook bezorgd over de broeikasgasemissies die zullen vrijkomen. Er is ook kritiek op de zeer bevoordeelde royalty-tarieven. In februari meldde Global Witness dat Guyana door de “sweetheart deal” met Exxon en andere bedrijven miljarden dollars aan potentiële inkomsten misloopt. Het rapport “laat zien hoe de oliegigant agressieve tactieken en bedreigingen gebruikte om onervaren Guyanese ambtenaren onder druk te zetten om de deal voor de Stabroek-licentie te ondertekenen”.

Te midden van aanzienlijke politieke tegenstand werd de voormalige Premier van Alberta, Alison Redford, in augustus aangesteld om een onderzoek te leiden naar het door Exxon Mobil geplande exploitatie van het enorme offshore-olieveld in Payara.

De banden van Redford met Exxon hadden haar benoeming controversieel moeten maken. Imperial Oil of Canada, voor 60% dochteronderneming van Exxon-Mobil, is zeer invloedrijk in de provincie die zij ooit heeft geleid. In de tijd dat Alison Redford minister en premier van Alberta was, droeg de dochteronderneming van Exxon gemiddeld $10.000 per jaar bij aan haar Conservatieve partij.

De benoeming van Alison Redford was ook controversieel omdat Ottawa haar “identificeerde” met de nieuwe regering van Guyana en het proces financierde. De Hoge Commissie van Canada betaalde Redford en andere Canadese consultants dus om het voorstel van Exxon te beoordelen.

Op 1 oktober diende de onderzoeker Bob Thomson een verzoek in om “een kopie van het contract tussen de Hoge Commissie en/of Global Affairs en mevrouw Redford en/of het bedrijf dat zij vertegenwoordigt en alle voorwaarden in verband met dat contract”, alsmede “kopieën van alle correspondentie tussen de Canadese Hoge Commissie, Global Affairs en de regering van Guyana in verband met de Canadese verwachtingen, belangen of voordelen van de financiering van dit onderzoek door de Canadese belastingbetaler”. Ondanks het feit dat de regering volgens de wet binnen 30 dagen met een antwoord moet komen (met een mogelijke verlenging met 30 dagen), is aan het verzoek om ze in te zien nog steeds niet voldaan.

De Canadese regering bevordert openlijk oliebelangen in Guyana. Onlangs kondigde zij aan dat haar handelscommissariaat “de basis heeft gelegd voor c.a. 20 partnerschappen tussen Canadese en Guyanese particuliere organisaties in de olie- en gassector”. In een artikel van december met als kop “Hoe Guyana opkomt als nieuwe grens voor de oliedienstensector van NL (Newfoundland en Labrador)” beschreef CBC een “zwerm bedrijven uit de oliedienstensector van Newfoundland en Labrador die zaken wil doen in Guyana”. Honderdzeventig bedrijven hebben deelgenomen aan een virtuele Guyanese handelsmissie, georganiseerd door de olie-industrievereniging van Newfoundland, en de High Commission heeft een “capaciteitsopbouw”-overeenkomst tussen Guyana en het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen van Newfoundland gefaciliteerd. Cataleya uit Toronto heeft een aandeel van 25% in een ander project onder leiding van Exxon, dat grenst aan Stabroek, met de rechten om te boren in een gebied van 3,3 miljoen hectare.

Vorige maand drong aftredend Hoge Commissaris Lilian Chatterjee er bij de Guyanezen op aan: “Verzet je niet tegen buitenlandse investeringen, maar bepaal zelf wie je kunt vertrouwen.” Het zal geen verbazing wekken dat Chatterjee het publiek vertelde dat de Canadese regering en bedrijven te “vertrouwen” zijn. Canada was meer te vertrouwen, zei ze, omdat “wij hier waren toen jullie nog geen olie hadden. We zijn al meer dan een eeuw een sterke en betrouwbare vriend en we hebben jullie ontwikkeling altijd gesteund”.

Zoals ik hier in detail heb beschreven, heeft Ottawa begin 1900 geprobeerd Brits Guyana te annexeren en zijn er tijdens de Tweede Wereldoorlog Canadese troepen ingezet. Van oudsher hebben de leidende machten in Guyana blijk gegeven van een groot vertrouwen in Canada. In de jaren vijftig vroeg de Britse spionagedienst MI6 aan Ottawa om een “speciale economische adviseur” in de regering van de linkse premier Cheddi Jagan te plaatsen om het beleid te controleren en te beïnvloeden. Toen hij een decennium later weer aan de macht kwam – de Britten hadden hem in 1954 afgezet – zocht de CIA Canadese steun om de oppositie van de arbeiders tegen Jagan te versterken. In een Amerikaans telegram stond: “Het zou een goed idee zijn als de Amerikaanse vakbeweging een Canadees kon vinden die er heengestuurd kan worden” om het verzet tegen de regering aan te wakkeren. (Eerder stelde Charles Millard, lid van de Canadian Congress of Labour, dat hulp aan Guyana “in het belang van de Canadese veiligheid” was, deels omdat het Jagans poging om de door Alcan gedomineerde bauxietindustrie te nationaliseren zou ondermijnen, hetgeen “schadelijk zou zijn voor de Canadese belangen”).

Er is dus weinig veranderd in de loop der decennia. Ottawa helpt rijke bedrijven Guyana’s olie afhandig te maken en drijft het land in een conflict met Venezuela als onderdeel van een poging om een vijand van Washington te destabiliseren. We moeten een einde maken aan het imperialistische gedrag van Canada.