Bron: alfred de Zayas - 30 juni 2019 ====  

Wenen 27 Juni 2019,

Prof. Alfred de Zayas, Geneva School of Diplomacy ===

Excellencies, geachte collegas, dames en heren,

De wereldorde die is vastgelegd in het Handvest van de VN heeft voorrang op andere internationale en regionale verdragen en legt positieve en negatieve verplichtingen op aan lidstaten, waaronder de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie. Dit is vastgelegd in artikel 103 van het Handvest, de suprematieclausule.

De vraag rijst of in het licht van het VN-handvest unilaterale dwangmaatregelen verenigbaar kunnen worden geacht met het moderne internationale recht? Het orthodoxe antwoord is dat alleen die sancties die door de Veiligheidsraad onder hoofdstuk VII zijn opgelegd als legaal kunnen worden beschouwd. Artikel 41 van het handvest bepaalt: “De Veiligheidsraad kan besluiten welke maatregelen, zonder het gebruik van gewapende macht, opgelegd kunnen worden om haar besluiten ten uitvoer te leggen”.

Maar zelfs besluiten en resoluties van de Veiligheidsraad moeten verenigbaar zijn met de doelen en principes die zijn vastgelegd in de artikelen 1, 2, 55 en 56 van het VN-Handvest en bniet strijdig zijn met fundamentele normen van internationaal recht, internationaal gewoonterecht of verdragen zoals het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, waarin onder meer het recht op leven, het recht op gezondheid en het recht op medische zorg zijn vastgelegd. Staat u mij toe te citeren uit de Verklaring van Wenen en het Actieprogramma van 1993, waarin de Staten werden opgeroepen zich te onthouden van alle unilaterale maatregelen … die de handelsbetrekkingen tussen staten belemmeren en de volledige verwezenlijking van de mensenrechten belemmeren die zijn uiteengezet in de Universele Verklaring van de Mensenrechten. “[1]

De Veiligheidsraad staat niet boven het internationaal recht, aangezien zijn mandaat wordt omschreven in artikel 24 van het Handvest [2]. Het opleggen van sanctieregelingen die neerkomen op “collectieve straffen” en wijdverspreid dood en lijden [3] van onschuldige mensen veroorzaken, is dus in strijd met artikel 24 van het Handvest en daarom ultra vires (zonder bevoegdheid). Ergens in de toekomst zou het Internationaal Gerechtshof de moed moeten tonen om precies dat te zeggen, zelfs als een obiter dictum in een lopende controverse zaak of in een gevraagd advies door de Algemene Vergadering onder artikel 96 van het VN-Handvest.

Hoe dan ook, niets in het Handvest van de VN kan worden gelezen als dat unilaterale dwangmaatregelen, die onverenigbaar zijn met algemene beginselen van internationaal recht, het verbod op inmenging in de interne aangelegenheden van andere staten en hun soevereiniteit schenden, op enigerlei wijze zijn toegestaan. Een probleem ontstaat wanneer tal van machtige staten schurkenstaten worden, bewust hun erga omnes-verplichtingen negeren en de internationale wetgeving overtreden en dit straffeloos doen. Het zelfingenomen argument dat een nieuwe staatspraktijk daarbij naar voren is gekomen, is misleidend. Dit fundamenteel gebrekkige argument faalt omdat het onverenigbaar is met algemene rechtsbeginselen (artikel 38 ICJ Statuut) zoals ex injuria non oritur jus (vanuit een overtreding van de wet kan geen nieuwe wet ontstaan). Het concept van de rechtsstaat verwerpt de stelling dat een schending van een norm de norm ongeldig maakt. De situatie is anders: er treedt een schending van het internationale recht op, die voorlopig niet ongedaan kan worden gemaakt als er geen effectief handhavingsmechanisme is. Er zijn veel historische precedenten, b.v. Apartheid was onverenigbaar met internationaal recht, mensenrechtenwetgeving, adviezen van het Internationaal Gerechtshof, resoluties van de Veiligheidsraad en toch bleef het tientallen jaren bestaan.

Lees voor het vervolg, de originele (Engelstalige) publicatie:
https://dezayasalfred.wordpress.com/2019/06/30/unilateral-sanctions-and-international-law/