Bron: Whitney Webb, 
MintpressNews, 17 april 2020 ~~~

Een samenloop van factoren suggereert dat een dergelijke Panama-achtige invasie van Venezuela niet alleen een mogelijkheid is, maar ook steeds waarschijnlijker wordt.

Whitney Webb

WASHINGTON DC (The Last American Vagabond) – President Trump prees onlangs een overeenkomst die grotendeels werd bereikt door Saoedi-Arabië en Rusland, twee van de grootste olieproducenten ter wereld die samen de Organisatie van Olie-exporterende Landen (OPEC) domineren, en zei dat de overeengekomen productiebeperkingen “honderdduizenden energiebanen in de Verenigde Staten zouden redden”.

Ondanks de rooskleurige toon van de president hebben de meeste analisten de overeenkomst – die vermoedelijk de Saoedisch-Russische olieprijsoorlog zal stoppen die vorige maand uitbrak – “te weinig en te laat” genoemd, en hebben opgemerkt dat een zwerm faillissementen van de Amerikaanse schalieolie-industrie onvermijdelijk is, ondanks de acties die zijn ondernomen. Zelfs de Federal Reserve heeft verklaard dat ongeveer 40% van de binnenlandse schaliebedrijven nu failliet gaat in slechts een paar maanden als de olieprijs onder de $30 blijft, een waarde die waarschijnlijk een tijdlang niet hoger wordt, vanwege de ineenstorting van de vraag veroorzaakt door wereldwijde lockdowns, een van de factoren die naar voren zijn gekomen als de huidige coronavirus (Covid-19) crisis speelt. Trump werkt sindsdien de mogelijkheid uit, om tarieven op te leggen aan de olie-invoer om de olieprijzen op te drijven en de binnenlandse consumptie van de Amerikaanse schalie-olie te begunstigen, maar het valt nog te bezien of dat beleid zal worden gerealiseerd.

Michael Hudson, voorzitter van het Institute for the Study of Long-Term Economic Trends (ISLET), een voormalig Wall Street financieel analist en Distinguished Research Professor of Economics aan de Universiteit van Missouri, vertelde The Last American Vagabond dat niet alleen tal van schalieoliebedrijven failliet gaan, maar dat de hele schalieolie-industrie in de VS “niet te redden is”.

“We hebben peak schalieolie,” zei Hudson, “Het was altijd al een vreselijk idee… Het is een overmatige schuldenlast sector en een van de eerste die verwijnen moet.” Hudson beweerde verder dat het “voeden” van de schalieoliesector door de Amerikaanse overheid de laatste jaren vooral gericht was op het aanvallen van de Russische olie-industrie door de wereldwijde olieprijzen te verlagen, en noemde het een onsuccesvolle “anti-Russische koude oorlogscampagne” die sindsdien een averechts effect heeft gehad. Hij voegde eraan toe dat de recente ouvertures van Trump met betrekking tot de schalieolie-industrie waarschijnlijk gericht zijn op het maken van een excuus om enorme leningen te geven aan de schalieolieproducenten, alsof het bedoeld is om ze in bedrijf te houden, en dan gaan ze [de oliemaatschappijen] gewoon de leningen aan zichzelf uitbetalen en gaan ze ‘uit bedrijf’. Het is een dekmantelverhaal voor een enorme collectief weggevertje voordat deze sector valt en failliet gaat.”

Aldus, kan de dreigende afrekening voor schalieolie in de V.S. waarschijnlijk niet worden tegengehouden, ondanks de nieuwe productiebesnoeiingen en de inspanningen van Trump vorige maand om miljarden voor de aankoop van schalieolie voor de Strategische Reserve van de Aardolie (SPR), een aktie die door critici beschouwd werd als een bail-out voor binnenlandse ,,Grote Olie” producenten. Bovendien wordt het lot van de Amerikaanse schalieolie verergerd door de mogelijkheid dat de productiebeperkingen niet zullen standhouden en dat de olieprijsoorlog tussen Saoedi-Arabië en Rusland op elk moment weer kan oplaaien. Eerdere, maar recente, door de OPEC gemanipuleerde deals van vergelijkbare aard zijn op deze manier beëindigd, en het is heel goed mogelijk – zo niet waarschijnlijk – dat het opnieuw zal gebeuren.

Aangezien olie op dit moment uiterst goedkoop is, zijn sommige kwesties die door het faillissement van schalieolie aan de orde worden gesteld, niet noodzakelijkerwijs direct van belang, terwijl de vraag laag blijft. Maar als er flink wat Amerikaanse binnenlandse olieproducenten failliet gaan zal er, zodra de huidige lockdowns zijn versoepeld en de vraag naar olie weer naar een relatief normaal niveau kruipt, minder binnenlandse olie beschikbaar zijn, ondanks de SPR. Als gevolg daarvan zullen de VS weer meer naar andere landen moeten kijken om het verschil goed te maken. Hoewel de media tot nu toe de economische gevolgen van deze mogelijkheid hebben verkend, is er minder aandacht besteed – of helemaal geen – aan de gevolgen voor het Amerikaanse buitenlandse beleid.

Jarenlang heeft president Trump in het openbaar bij verschillende gelegenheden beweerd dat de doelstellingen van het Amerikaanse buitenlands beleid in het Midden-Oosten niet langer werden geleid door olie, omdat de VS “energieonafhankelijkheid” had verkregen; “onafhankelijkheid” die sterk afhankelijk is van de Amerikaanse schalieolieproductie. Echter, critici – waaronder Michael Hudson – hebben lang geleden aangegeven dat deze bwering van energieonafhankelijkheid een “opzettelijke vervalsing” is. Dergelijke beweringen worden ook ondersteund door het feit dat het buitenlands beleid van de VS in Irak, Syrië en elders in deze periode van zogenaamde “binnenlandse energieonafhankelijkheid” onder Trump op belangrijke wijze verbonden is gebleven met olie. Toch zouden de faillissementen van 40% (of misschien meer) van de Amerikaanse schalieolieproducenten de rol die olie speelt bij het bepalen van het buitenlands beleid van de VS waarschijnlijk sterk vergroten.

Hoewel er veel redenen zijn waarom olie lang een belangrijke factor is geweest in het Amerikaanse buitenlandse beleid (met name de petrodollar), is een andere vaak over het hoofd geziene reden, de zware afhankelijkheid van het Amerikaanse leger van olie. Het Amerikaanse leger is immers de grootste institutionele afnemer en consument van olie ter wereld en daarom wordt het veiligstellen van een betrouwbare, stabiele en -bij voorkeur- geografische dichtbijgelegen oliebron, door het Pentagon reeds lange tijd beschouwd als een kritische, strategische doelstelling.

Het Pentagon heeft bij talloze gelegenheden gezegd dat “… langere exploitatiafstanden, afgelegen en sobere geografie, en anti-toegangs- en gebiedsverbod-dreigingen [gebieden of naties die onvriendelijk zijn voor de VS] een uitdaging vormen voor de mogelijkheid van het ministerie om de levering van brandstof te verzekeren. Indien de mogelijkheid voor energielevering in gevaar wordt gebracht, is ook de mogelijkheid van het ministerie om strijdkrachten over de hele wereld te plaatsen en te ondersteunen in gevaar.

Met andere woorden, lange afstanden tot brandstofbronnen en brandstofbronnen die zich in of nabij gebieden/naties bevinden die vijandig staan tegenover de VS, vormen een directe bedreiging voor het Amerikaanse rijk en zijn wereldwijde militaire aanwezigheid. Bovendien is de controle en invloed op de wereldwijde oliestromen al reeds lang een belangrijk onderdeel van de militaire strategie, zoals opgemerkt in de “Wolfowitz Doctrine“.

Het is ook vermeldenswaard dat de binnenlandse olie-industrie die door de economische ramp bedreigd wordt, niet de enige betrouwbare, stabiele en geografisch nabije olievoorziening is die door de crisis wordt getroffen. Zo staat de Argentijnse schalieolie-industrie in het “Vaca Muerta”-gebied ook aan de rand van ondergang, een onderneming die grotendeels door Exxon Mobil was “doorgestart”, nadat dat bedrijf uit Venezuela was gegooid en dat ook aanzienlijke investeringen van een andere Amerikaanse oliereus, Chevron, omvat – een bedrijf dat door de Trump-administratie was bevolen om tegen 22 april 2020 (volgende week) te stoppen met het zakendoen in Venezuela.

De VS richt zijn aandacht weer op Venezuela, nu de binnenlandse olie-exploitatie in elkaar stort

Venezuela, het land met de grootste bewezen oliereserves ter wereld, is tijdens de huidige coronaviruscrisis blijkbaar teruggekeerd op de prioriteiten-lijst van de Trump-regering. Op 26 maart kondigde het ministerie van Justitie, onder leiding van procureur-generaal William Barr, narcoterrorisme en andere criminele aanklachten aan tegen Venezolaanse topambtenaren, waaronder de president van het land, Nicolás Maduro, met beweringen dat deze ambtenaren betrokken zijn bij de handel in cocaïne naar de Verenigde Staten. De beschuldigingen waren vreemd om een paar redenen, waarvan een van de belangrijkste is, dat uit de eigen gegevens van de Amerikaanse regering blijkt dat Colombia, en niet Venezuela, de bron is van de overgrote meerderheid van de cocaïne die in de VS terechtkomt.

Vervolgens kwam voormalig CIA-directeur en huidig staatssecretaris Mike Pompeo op 31 maart met een plan, getiteld “Democratic Framework for Venezuela”, waarin hij eiste dat Maduro zou aftreden en dat de “oppositiefiguur” Juan Guaidó ook afstand zou doen van zijn aanspraak op het Venezolaanse presidentschap, een aanspraak op de macht die de Verenigde Staten eerder hadden gesteund. Pompeo’s plan roept op tot de vorming van een raad die zou worden geleid door een “interim-president” (een titel die de VS eerder had gereserveerd voor Guaidó) en dat de raad zou worden gevormd door leden van de grootste vier politieke partijen van Venezuela, waaronder die onder leiding van Maduro. Het is niet verwonderlijk dat de regering van Maduro het plan verwierp.

De criminele aanklachten tegen Maduro, en Pompeo’s “democratische” plan werden snel gevolgd door veel meer verontrustend nieuws. Tijdens een persconferentie op 1 april kondigde president Trump, samen met topambtenaren van de regering aan, dat het Amerikaanse Southern Command zou beginnen met een nieuwe “counter-narcotics effort” gericht op Venezuela, die de inzet van Navy destroyers, gevecht-schepen, vliegtuigen, helikopters en nog veel meer zou omvatten. De officiële rechtvaardiging van deze grote inzet is om zendingen die naar verluidt “drugs” bevatten en Venezuela verlaten, te overrompelen, te verstoren en in beslag te nemen. “We mogen niet toestaan dat narcoterroristen de pandemie uitbuiten om Amerikaanse levens te bedreigen,” zei Trump destijds. Er werd ook aangekondigd dat andere landen zich zouden aansluiten bij de VS, wat neerkomt op zowel een militaire opbouw als een feitelijke blokkade van de Venezolaanse export, met inbegrip van de olie.

Spoedig na de aankondiging betreffende deze nieuwe opbouw en de facto zeeblokkade van Venezuela, beschuldigden de media in de V.S. President Trump van het gebruiken van deze aankondigingen om kritiek op zijn beleidsregeringsbeleid voor de federale reactie op de coronaviruscrisis af te leiden. Een bericht in Newsweek onthulde dat deze initiatieven met betrekking tot Venezuela enkele maanden geleden gepland waren en in mei van dit jaar zouden worden aangekondigd. In dat rapport werd ook beweerd, met citaten van hoge functionarissen van het Pentagon, dat het bestuur had besloten de geplande hardhandig optredens tegen Venezuela eerder aan te kondigen om “de aandacht te verleggen”.

Er kan echter een andere reden zijn waarom deze initiatieven tegen Venezuela zijn versneld: het bloedbad op de schalie-oliemarkten in de VS en Argentinië en de gevolgen daarvan voor de toegang van de VS – met name de toegang van het leger – tot de olievoorraden zodra de lockdowns en de daarmee gepaard gaande economische gevolgen beginnen af te nemen.

Michael Hudson vertelde The Last American Vagabond dat de Amerikaanse opmars naar Venezuela “absoluut” verband hield met het bloedbad op de wereldwijde oliemarkten en in het bijzonder de Amerikaanse olie-industrie. Hij betoogde verder dat de VS probeerden opnieuw het schulden-voor-olie systeem op te zetten, dat het had onder pre-Chavista regeringen in Venezuela: “Onder de door de VS gesteunde dictators verstrekte Venezuela als onderpand [voor zijn schuld] al zijn oliereserves… [Nu,] wil Amerika IMF [Internationaal Monetair Fonds] leningen aan Venezuela geven en [toezicht houden op] het onderpand van Venezuela’s buitenlandse schuld met zijn oliereserves en dan beslag leggen op het land. Ze willen een excuus vinden om met Venezuela te doen wat het deed met Argentinië, om Venezuela’s oliereserves als onderpand te nemen door… Venezuela te beletten zijn buitenlandse schuld te betalen, [dus] het te dwingen zijn buitenlandse schuld niet na te komen.”

Dit lijkt zeker voor een groot deel waar te zijn, aangezien de door de VS gesteunde Juan Guaidó lange tijd leningen van het IMF heeft gepromoot en persoonlijk aanzienlijke leningen heeft verzocht bij die organisatie om zijn “interim-regering” te financieren, die in wezen niets in Venezuela controleert. Meer recentelijk heeft het IMF het verzoek van Venezuela om een lening afgewezen, ter ondersteuning van de bestrijding van de coronaviruscrisis, maar naar verluidt heeft het IMF aangeboden om het land zo’n lening te geven als Venezuela’s president, Nicolas Maduro, af zal treden om het gezag over te dragen aan een door de VS gesteunde “noodregering”.

Toch is er veel meer om bezorgd over te zijn, dan de interesse van IMF en de VS om Venezuela een schuld-voor-olie regeling op te dwingen. Zoals Hudson The Last American Vagabond vertelde, is de parallel tussen het recente beleid van de VS en militaire opmars naar Venezuela met de akties die werden uitgevoerd door de George H.W. Bush regering net voor de invasie van Panama in 1989, een zeer opmerkelijke “grote bedreiging”. “Amerika zou graag Venezuela’s olie willen pakken en het zou niet de eerste keer zijn,” zei Hudson.

Regime Change in de tijd van het coronavirus

Hoewel recente reporten van reguliere media beweerden dat de plotselinge terugkeer van Venezuela op de agenda van het Witte Huis slechts politiek theater was, suggereren de daaropvolgende gebeurtenissen iets anders. Afgelopen zaterdag verklaarde de Amerikaanse gezant voor Venezuela – oorlogsmisdadiger en Project voor een New American Century (PNAC) neo-con-elliott Abrams – dat als Venezuela’s Maduro niet instemde met het plan van Pompeo voor een nieuwe “overgangsregering”, een overgang in het Venezolaanse bestuur nog steeds zou plaatsvinden, maar dan wel “gevaarlijker en abrupter” zou zijn. De commentaren van Abrams slaagden er niet in om veel buzz in de media te genereren, zoals de persconferentie en de aankondiging van 1 april hadden gedaan, ondanks het feit dat Abrams in wezen voor het eerst zei, dat “gevaarlijke en abrupte” actie zou worden ondernomen om Maduro uit de macht te dwingen.

Er is ook het aanvullende mysterie van een incident dat plaatsvond vlak voor de aankondiging van de grote inzet van Amerikaanse militaire middelen om “narcoterrorisme” aan te pakken. Op de laatste dag van maart vroeg een Venezolaans kustwachtschip een Portugees cruiseschip, de “RCGS Resolute”, dat zich in de Venezolaanse territoriale wateren bevond om het naar de haven te begeleiden. In plaats daarvan ramde het cruiseschip het Venezolaanse schip en liet het zinken. Maduro beweerde vervolgens dat het cruiseschip “werd gebruikt om huurlingen te vervoeren”, waarbij hij opmerkte dat de Nederlandse autoriteiten op Curaçao, waar de “RCGS-resolutie” momenteel ligt aangemeerd, opdracht hadden gekregen om het schip niet te inspecteren. Het bedrijf dat eigenaar is van het cruiseschip beweert echter dat het geen passagiers vervoert en betwist het verhaal van Venezuela over de reden waarom het kustwachtschip is gezonken.

Naast deze onthutsende gebeurtenis is er het feit dat de onlangs door de VS aangekondigde militaire opbouw de grootste in de regio is sinds de Amerikaanse invasie van Panama, die in 1989 plaatsvond tijdens de regering van George H.W. Bush. Verontrustend genoeg dient dezelfde procureur-generaal die groen licht gaf voor de invasie van Panama, William Barr, opnieuw in dezelfde rol in de huidige regering. Ten tijde van de Panama invasie was het Barr die de juridische rechtvaardiging voor de oorlog creëerde, met het argument dat de VS de “wettelijke autoriteit” had om Panama’s toenmalige dictator Manuel Noriega te arresteren op basis van een drugsdossier, ondanks het feit dat hij niet in de VS woonde. Het is naïef om te denken dat Barr dit niet opnieuw zou doen, vooral gezien het feit dat Trump eerder had aangedrongen om Venezuela binnen te vallen, waarbij hij de invasie van Panama aanhaalde als een voorbeeld van succesvolle “kanonneerboot-diplomatie”, en lang heeft gesproken over “het innemen van de olie” van buitenlandse landen en, zoals in Syrië, militair geweld heeft gebruikt om precies dat te doen.

Hoewel de invasie van Panama in 1989 was gehuld in de typische retoriek van het herstel van de “democratie” en het bevorderen van de “mensenrechten”, werd deze invasie in feite uitgevoerd met de bedoeling om het leger van Panama volledig te vernietigen. Waarom zouden de Verenigde Staten Panama’s vermogen tot zelfverdediging willen vernietigen? Het antwoord ligt in het toenmalige verdrag tussen Panama en de VS over het Panamakanaal, waarbij de controle over het kanaal uiteindelijk aan de Panamanen zou worden teruggegeven.

De enige “uitvlucht” voor de VS om de controle over het kanaal te behouden was, volgens dat verdrag, indien Panama niet in staat zou zijn om het te verdedigen. Met name het geleidelijke verloop van de controle over het kanaal zou slechts tien dagen na de invasie van Panama door de regering Bush beginnen. Niet lang na de invasie, in 1991, nam de VS een wet aan die zorgde voor een onbeperkte militaire aanwezigheid van de VS in de kanaalzone omdat Panama (dankzij de Amerikaanse invasie) dat gebied niet langer kon verdedigen.

Er zijn nog andere opvallende punten met betrekking tot de invasie van Panama die vandaag de dag ook relevant lijken te zijn. Zo was de poging van de media om publieke toestemming te krijgen voor de invasie grotendeels gericht op het wijzen op de betrokkenheid van Manuel Noriega bij de drugshandel en het gebrek aan democratie in Panama onder zijn bewind. Deze retoriek heeft natuurlijk duidelijke overeenkomsten met de huidige retoriek over Venezuela.

In het geval van Noriega heeft deze mediacampagne echter niet gemeld, dat de rol van de Noriega in de drugssmokkel grotendeels in het belang van de VS was en dat Noriega nauw had samengewerkt met de toenmalige president, George H.W. Bush, die toen CIA-directeur was. Bovendien was van Noriega destijds bekend dat hij jarenlang op de loonlijst van de CIA had gestaan. In dergelijke rapporten werd ook over het hoofd gezien dat de CIA sindsdien is betrapt op het aanvoeren van de handel in drugs en wapens tussen Midden-Amerika en de VS in het kader van het Iran Contra-schandaal. Als deze rapporten hierop hadden gewezen, zou de betrokkenheid van Noriega bij deze zaken, inclusief zijn ondersteunende rol in Iran Contra, in vergelijking daarmee te verwaarlozen zijn geweest.

Op dezelfde manier blijft nu, bij de inspanningen om de Venezolaanse leiding te verbinden met de drughandel, onopgemerkt dat de door de VS gesteunde Juan Guaidó slechts enkele maanden geleden selfies nam met een narcoparamilitaire organisatie en dat de Colombiaanse regering en zijn militairen, de grootste regionale steunpilaar van het Venezolaanse regime-change programma van de VS, beide directe banden hebben met de drugkartels.

Het is ook de moeite waard om erop te wijzen dat het Amerikaanse leger niet alleen het werkelijke aantal burgerslachtoffers heeft verborgen en de oorlogsmisdaden tijdens de invasie heeft verdoezeld, maar ook nieuwe experimentele wapens heeft getest op het Panamese volk, waarvan CounterPunch opmerkte dat het “een soort generale repetitie was voor de Perzische Golfoorlog in het jaar daarop”. Zoals veel lezers van dit artikel waarschijnlijk weten, heeft de Trump-regering sterke ouvertures gemaakt over regime-change in Iran, en mogelijk oorlog, naast hun drang voor regimeverandering in Venezuela. Als een soortgelijke invasie in Venezuela zou plaatsvinden, lijkt het waarschijnlijk dat dit patroon zich zou herhalen en zou worden gezien als een experimenteel slagveld voor een volgende oorlog in Iran.

De huidige samenloop van factoren suggereert dat een dergelijke Panama-invasie in Venezuela niet alleen een mogelijkheid is, maar steeds waarschijnlijker wordt. Inderdaad, zoals eerder vermeld, heeft de VS de weinige Amerikaanse bedrijven die ontheffing hebben gekregen om sancties voor hun operaties in Venezuela te vermijden (t.w. Chevron), opdracht gegeven om hun transacties in het land voor 22 april – aanstaande woensdag te beëindigen. Bovendien zal de oliesector van Venezuela kort na die datum twee nieuwe joint ventures hervatten, waarvan één met twee Europese oliemaatschappijen en één met de Russische Rosneft, die door de VS in februari is gesanctioneerd voor het zakendoen met de staatsoliemaatschappij van Venezuela. Deze projecten zullen respectievelijk in mei en juli opnieuw worden opgestart. De VS is openlijk tegen deze projecten en heeft gedreigd met sancties (en verdere sancties in het geval van Rosneft) tegen de betrokken bedrijven.

In combinatie met de recente verklaringen van Elliott Abrams, de massale militaire opbouw van de V.S. en de ineenstorting van de Amerikaanse oliemarkten, lijken dergelijke gebeurtenissen meer dan waarschijnlijk in de richting van een invasie te wijzen. Er is ook de toegevoegde laag van de VS die geconfronteerd wordt met een nieuwe “Grote Depressie” en deze grote economische neergang wordt vaak gevolgd door het begin van een grote oorlog in de VS. Aan de andere kant is er ook het feit dat het grootste deel van de Amerikaanse bevolking opgesloten zit als gevolg van de coronaviruscrisis, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het binnenlandse verzet tegen een dergelijke invasie zich op enige significante wijze zal manifesteren. Als de Amerikanen niet oppassen en niet snel beginnen er aandacht aan te geven, zou het land binnenkort weer een verwoestende en dodelijke “olieoorlog” kunnen ontketenen.

Topfoto | Een man loopt langs een muurschildering met oliepompen en putten in Caracas, Venezuela, 3 jan. 2020. Matias Delacroix | AP

Whitney Webb is een journalist van MintPress News, gevestigd in Chili. Ze heeft bijgedragen aan verschillende onafhankelijke media, waaronder Global Research, EcoWatch, het Ron Paul Instituut en 21st Century Wire. Ze heeft verschillende radio- en televisieoptredens gedaan en is in 2019 de winnaar van de Serena Shim Award voor Ongeëvenaarde Integriteit in de Journalistiek.